Alledaags

Boodschappen

Je ziet ze wel eens in de supermarkt; lieve echtgenoten die overduidelijk door hun partner naar de winkel zijn gestuurd, maar niets kunnen vinden. Soms staan ze besmuikt in een hoekje zachtjes te telefoneren, maar dikwijls ook zo luidruchtig dat iedereen het kan horen. Ik heb altijd met ze te doen maar vind het ondertussen ook geweldig grappig. Je voelt de onbenullige onmacht en frustratie. Als ik opvang wat er gezocht wordt, wijs ik het vaak discreet even aan. Zo eenvoudig kan een martelgang voorbij zijn.

Laatst was ik ziek. Het gebeurt haast nooit, maar áls ik ziek ben moet ik naar bed en ben ik onuitstaanbaar. Heb ik me laten vertellen he, ik vind dat zelf natuurlijk niet. Nadat ik die middag kotsend bij een boom had gestaan (ik kon nog net op tijd van mijn fiets stappen) wist ik niet hoe snel ik naar bed moest. Toen ik er eindelijk in lag, gewapend met emmer naast het hoofdeinde, ging het weer mis. Voor zover je kunt nadenken tijdens een spuug-sessie, dacht ik oprecht dat ik alles had opgevangen tijdens mijn spurt richting badkamer. Op de terugweg naar bed bleek dit niet zo te zijn. Een ellendig spoor liet zien (en ruiken) waar ik gelopen had. Ook het voeteneind van het bed was niet meer droog. Bah, schoonmaken is het allerlaatste waar je behoefte aan hebt als je niet fit bent. Maar er was weinig keus, mijn lief was werken en ons kind zat met een koptelefoon op. Ik pelde het onderlaken van het matras, kwakte het in een teil en liet me terugvallen op de molton. Ogen dicht, hopen dat je snel in slaap valt en dat je je daarna beter voelt.

Een paar uur later hoorde ik dat mijn lief thuiskwam, gelukkig. Ik hoorde ons kind haar mededelen dat zijn moeder ziek was. Toen ze polshoogte kwam nemen was de eerste vraag; ‘Waarom lig jij op een molton?’ Als ik ziek ben wil ik geen vragen waarop antwoord gegeven moet worden, dan is alles teveel. Op die momenten wil ik een kopje thee, een aai en een kus en vooral heel erg zielig gevonden worden. Maar dat ben ik natuurlijk niet, want de verschijnselen zijn gelukkig van voorbijgaande aard. Mijn lief gooide de zure lap in de wasmachine en ging weer naar beneden. Vanuit de schuur hoorde ik gezaag en getimmer. Best knap dat ik evengoed weer in slaap viel.

Mijn wekker gaf zes uur aan toen de slaapkamerdeur weer op een kier ging. ‘Was er toevallig al avondeten in huis?’ NEE, natuurlijk niet! Alhoewel, ow ja, er lagen nog een paar kipkarbonades die echt vandaag gebraden moesten worden. Mijn lief vroeg hoe het werkte met vloeibare bakboter, hoeveel heb je daarvan nodig?

De volgende dag was het vrijdag; de dag dat we niets meer in huis hebben en ik altijd de wekelijkse boodschappen doe. Na twee dagen in bed gelegen te hebben deed alles zeer. Ik schopte mezelf onder de douche en zette dapper de wasmachine aan. Mijn lief moest deze ochtend werken en was al vroeg vertrokken. Ik was niet meer misselijk maar zo slap als een dweil met knallende hoofdpijn. Eerst maar een licht ontbijtje maken en drinken. Even checken of ik weer fitter ben. De was ophangen ging nog net, maar wel met zonnebril. Het licht buiten was te fel. Ondanks dat ik het ergste achter de rug had, was ik blij dat ik op de bank kon liggen. De wekelijkse boodschappen ging ik niet doen, dat had ik al besloten. Maar wetend dat mijn lief nooit mijn lijstje zou kunnen ontcijferen, heb ik hem nog herschreven. Correcties van ‘sla’ naar ‘zakje veldsla’, dat soort dingen.

Voordat mijn lief richting supermarkt vertrok, namen we het lijstje nog door. Voor deze keer maar geen boodschappen voor de hele week, maar voor drie dagen. Na de uitleg wat alles was, vertelde ik dat de geel gearceerde items uit de ene winkel kwamen, en de niet gearceerde uit de andere. Oh ja, en dat het lijstje ook ‘op volgorde in de winkel ligt’. Je kunt dus van boven naar beneden te werk gaan. Mijn hele eigen militaire regime probeerde ik over te brengen op mijn lief die er nu al geen zin in had. Ik begreep het en bedacht me hoe het straks in de winkels zou gaan.

Ik sufte net een beetje in op de bank toen mijn telefoon ging. ‘Welke noten heb je altijd? Dank je!’ Drie minuten later vroeg mijn lief of ik echt zes kilo uien wilde. Nee natuurlijk niet, gewoon zo’n netje. Toen de derde keer de telefoon ging kreeg ik de slappe lach. Ik vroeg of ik anders aan de lijn moest blijven, dan kon ik haar de hele winkel door loodsen. Dat wilde ze niet. Ze had ook de medewerker van de groenteafdeling al vier keer aangeklampt. Er was een foto aan me door ge-appt, of dit het juiste artikel was. Ik had geen app ontvangen, wie dan wel? Wat was ze lang weg. De telefoon ging nog een keer. Ik kon mijn lachen niet meer inhouden en dacht aan de echtgenoten die gestuurd waren. Zouden hun partners soms ook aan het uitzieken zijn?

Het was al eind van de middag toen mijn lief vloekend terugkwam. Ik voelde me ineens bijna beter, in tijden niet zo gelachen. De volgende ochtend heb ik de honden weer uitgelaten. Halverwege de straat kwam ik de gezellige overbuurvrouw tegen die informeerde hoe het met me ging. Hoe ze dit wist? Ze was mijn lief tegengekomen in de supermarkt en had haar hulp nog aangeboden. Het zou niet nodig zijn.  Ik ben er weer hoor lief, je kwelling is achter de rug.