Alledaags

Cultuurfestival

Het etentje met familie moest ik laatst afzeggen omdat ik in bed lag te klapperen van ellende. Mijn moeder baalde er ook van dat ik niet meekon en beloofde me dat wij het samen zouden inhalen. Een maand later boden de agenda’s ruimte en prikten we een datum. Kort daarna werd mijn moeder door ons oude roeimaatje gevraagd om haar optreden in het Zaantheater bij te wonen, op dezelfde dag. De tijd dat mijn moeder stuurvrouw was en ik roeide, was zij één van de fanatiekste roeisters met humor waar je U tegen zegt. Ondanks dat ze net haar man verloren was, zou ze zingen met haar koor. ‘Ga ook mee!’ was dus niet de vraag maar meer de mededeling van mijn moeder. Me verheugend op het weerzien stemde ik gedachteloos in. Bijkomend voordeel was dat we dit uitstapje direct konden afsluiten in het restaurant aan de overkant. We hadden er zin in!

Maar waar gingen we eigenlijk heen, het koor had toch geen middag vullend karakter? Een paar dagen later appte mijn moeder dat ons roeimaatje in de krant stond met haar koor. Ik vond het artikel en langzaam drong het tot me door dat het een Cultuurfestival was voor…….60-plussers?! Tussen twee en vijf uur was iedereen kosteloos welkom en het koor zou het sluitstuk zijn rond kwart voor vijf. Mooi, ik besloot direct dat ik daar niet al om twee uur wilde zijn. Hoe kom je die middag door? Toen ik mijn moeder vroeg of ik haar rond drie uur zou ophalen, meende ik teleurstelling in haar stem te horen. Mogelijk doordat zij tot de doelgroep behoort en ik niet?

Als echte zuinige Zaankanters parkeerden we op de dag van het festival de auto kosteloos in de Halstraat. Herinneringen ophalend uit de tijd dat de ouders van mijn moeder en haar twee broers nog in dit stokoude straatje woonden, kuierden we richting theater. We waren de brug nog niet over of we zagen drommen zestigplussers bij en richting de ingang van het gebouw. Dit gratis uitje lieten de krasse knarren duidelijk niet door hun neus boren. Een bont scala aan ‘lekker gek’ geverfde stekels, ANWB jassen, ferme wandelstappers en knallende brilmonturen omringden ons in de foyer. Om los te komen uit de hectiek besloten we de in onze handen gedrukte flyer door te nemen om te zien waar we naartoe zouden gaan.

Mijn moeder haalde haar schouders op en gaf aan dat het enige dat haar wel wat leek, de kraam van een beeldend kunstcentrum was. Na uitvoerig bestuderen van de plattegrond, bleek dat we ons hier al bevonden. ‘De kraam’ was een smalle bijzettafel met folders en een paar kneuterige tekeningetjes aan de wand. ‘Rondje lopen dan maar?’ Het was nog geen half vier en we moesten nog vijf kwartier overbruggen voordat de voorstelling begon waarvoor we gekomen waren.

We wurmden ons door dames in historische kostuums, langs klemzittende rolstoelen en rollators, drag queens en vrijwilligers die uit alle macht probeerden niet gestrest over te komen. Blijkbaar was deze massale opkomst niet voorzien. Naar boven dan maar, in de hoop daar wat lucht te krijgen. Binnen drie seconden was ik mijn moeder kwijt en liep ik oude (gepensioneerde) bekenden tegen het lijf. Best gezellig eigenlijk. In de verte zag ik mijn moeder richting de Indonesische kookworkshop schuifelen. Het traditionele bandje dat daar speelde was hartverwarmend. Hoe jammer dat half Zaanstad zich er op de gratis nasi stortte, zodat het geen doorkomen aan was. Lieve Indonesische tantes vielen elkaar in de armen en oude bekenden zwaaiden uitbundig vanuit de verte. Wij wilden geen nasi en toen de muziek was afgelopen snakten we naar een stoel. Bij de uitgang passeerde ik een wanhopig kijkende huismus achter een kluitje opgerold touw op een stokje. Hier was duidelijk de workshop Macramé aan de gang. Zo snel als ik kon richting uitgang! In de folder lazen we dat beneden, in de kleine zaal, een kleinkunstvoorstelling zou starten. Hier gingen we heen.

Waarom liepen die mensen daar niet door? Waarom stond een dame bij de ingang te dirigeren, zou er iemand onwel geworden zijn? We sloten aan in de menigte en ik betrapte me erop dat ik dicht tegen mijn voorganger ging staan. Hoezo duiken ouderen altijd overal tussen? Ze hebben zeeën van tijd en doen alsof ze nog dertig afspraken hebben of dat ze je niet zien staan. Daardoor stond mijn moeder ineens vooraan en ik halverwege. De dirigerende dame bleek elke keer een klein groepje binnen te laten, uit angst dat de oudjes onder de voet gelopen zouden worden, klem kwamen te zitten tussen de deuren of zouden gaan muiten wie vooraan mocht zitten. Ineens mocht mijn moeder door en werd ik geroepen omdat ik ‘erbij mocht’. De geïrriteerde gezichten om me heen negerend wurmde me ik door het gezelschap naar voren. Iemand riep ‘waarom hebben jullie dit niet in de grote zaal geboekt?’ Waarop de vrijwilliger terug schreeuwde dat, als ze hadden geweten hoe druk het zou worden, ze dit wel gedaan hadden. Kinderen en ouderen zeggen wat ze denken, dat is duidelijk. Na ons was de zaal vol en bleef de rest van de menigte zwaar gefrustreerd achter.

De reeds zittende rij toeschouwers waren niet naar het midden doorgeschoven maar vonden het handig om aan het uiteinde van de rij te gaan zitten. Het duurde even voordat ze zichzelf omhoog gehesen hadden zodat wij erlangs konden. Ons lachen inhoudend bedanken we ze en vielen neer in de stoelen. Toen we nog eens in de flyer keken, bleek dat deze voorstelling tot half vijf zou duren. We realiseerden ons ineens dat, als we pech hadden, we niet op tijd zouden zijn voor de zanggroep van ons roeimaatje in de grote zaal. Dit risico wilden we niet nemen. Eruit dus maar weer, de anderen weer laten opstaan en ons verontschuldigen bij de deurdame, die nu in elk geval weer twee mopperaars kon sussen omdat ze er tóch in konden.

Nu zaten we een uur voor aanvang op rij één klaar in de zaal waarvoor we gekomen waren. De zanggroep begon te laat, omdat één van de zangeressen niet weg kon komen uit de zaal waar wij eerder vandaan kwamen. Het koor startte evengoed en na twee nummers liep de zaal vol en sloot de ontbrekende zangeres aan. Het repertoire met Beatles-klassiekers startte opnieuw. Ons roeimaatje had zichtbaar een jasje uitgedaan maar wat is het toch nog steeds een topper. Na afloop omhelsden we elkaar en scheidden onze wegen naar verschillende (reeds gereserveerde) eetgelegenheden. 

Ons tafeltje in het wok restaurant was naast het ijsbuffet en we genoten van het heerlijks dat de wereldkeuken te bieden had. Tussen ons en het ijs zat alleen een glazen scheidingswandje waar we gezellig tussendoor konden kijken. Kindjes die er niet bij konden, dames die (zonder dat ze er erg in hadden) de mouwen besmeurden, bolletjes die niet loslieten uit het schrapertje, mensen die het slagroom apparaat niet wisten te bedienen en daardoor het hele ding betasten op plekken die voor andere doeleinden waren, het bleek voor ons het hoogtepunt van de dag. Toen we, na toch weer nét iets teveel gegeten te hebben, richting auto terugliepen zeiden we tegen elkaar: ‘Als we daar weer een keer gaan eten, zullen we dan vragen of we weer naast het ijs mogen?’