Alledaags

Schaatsen

Als ik ‘s morgens de honden uitlaat merk ik dat het heeft gevroren. De Zaan (bij ons aan de overkant) ligt helemaal dicht. Wat ziet dat er prachtig uit. Het veld waar we lopen, dat afgelopen week nog zo troosteloos onder water stond door de regen, is nu een kraak witte ijzige wereld geworden. Het zonnetje komt voorzichtig tevoorschijn en ik duik wat dieper in mijn sjaal. Wat zou het fantastisch zijn als de vorst aanhoudt en er weer eens echt geschaatst kan worden! Veel verder dan dromen kom ik niet, want de weersvooruitzichten geven voor de komende dagen alweer dooi en regen aan.

In gedachten dwaal ik terug naar mijn jeugd, waarin de winters vaak streng waren.  Of lijkt dat alleen maar zo? Het jaar dat je kon schaatsen op straat, omdat het zó ontzettend gevroren had. Mijn broer had houten skies getimmerd, inclusief een u-profiel waarin hij de hakken van zijn laarzen kon zetten zodat ze goed bleven zitten. Volgens mij zijn er nog filmopnames van omdat we bij opa en oma op bezoek waren die dag.

Als er ergens een schaatstocht georganiseerd werd, stond mijn vader vooraan. Zonder dat hij zelf een auto had zorgde hij ervoor dat hij aan de start stond. Soms door met iemand mee te gaan, maar anders op de fiets. Het donderde niet hoe ver de route erheen was. Voor de schaatstocht zelf gold; hoe langer de afstand hoe mooier. Ik kan me dorpentochten herinneren of routes op het IJsselmeer. Als een soort verschrikkelijke sneeuwman zagen wij hem dan na afloop; helemaal wit met ijspegels aan wenkbrauwen, snor en baard. Ik begreep als kind niet wat daar nou leuk aan was, om helemaal bevroren te zijn. Mijn vader had dan een topdag gehad.

De dagen dat we achter de dijk bij mijn oom en tante de schaatsen onder bonden omdat het zo gezellig was. Onze ouders gingen het veld in voor een tocht. Mijn nichtjes en ik krabbelden een beetje heen en weer op het slootje. Al achterop de fiets (ja zo klein was ik nog) werd mij al de instructie meegegeven dat ik ‘niet mocht vragen of ik mocht blijven eten of slapen’. Mijn moeder wist het al, ik vond het allemaal veel te leuk. Mijn nichtje en ik scheelden maar twee maanden en het was altijd dikke pret als we elkaar weer zagen. En als ik toch mocht blijven eten, konden we daarna nog even het ijs op. In het donker was dat nóg spannender. Een buurman verderop had wel een schijnwerper neergezet maar evengoed kon je hard vallen als je in een scheur terecht kwam of over een ingevroren strootje reed. Er was altijd wel iemand met boxen en muziek en mijn tante bakte van die lekkere taarten.

Op kluun-afstand van ons huis was in de winter een echte ijsbaan; De Zuidpool. Een groot grasveld tussen de Zuiddijk en de Wibautstraat waar in de zomer gewoon schapen liepen. Het zal een echte club of vereniging zijn geweest, want iemand liet het onder lopen als het begon te vriezen. Er stond aan beide ingangen een groot hek maar daar was altijd wel ergens een gat ingeknipt. De ijsbaan ging pas open als het ijs dik genoeg was maar vóór die tijd hadden wij dat meestal al uitgeprobeerd. Nou was ik niet zo’n held maar op De Zuidpool was een paar natte schoenen, het ergste wat je kon overkomen. Dieper was het niet. Mijn broer is bijna zes jaar ouder, dus die had de test meestal als eerste gedaan.

Aan de kant van de Wibautstraat was de officiële ingang; een getimmerd hokje met een loket. Je kon hier entree betalen of je seizoenkaart laten zien. Voorafgaand aan de winter kwam er altijd iemand aan de deur waarbij je een heren-, dames- of kinderkaart kon kopen voor de hele winter. Een vierkant kartonnetje in verschillende kleuren van 10×10 cm met bovenin een geperforeerd gaatje. Daar ging meestal een veter of een stukje wol doorheen. Met de kaart om je nek toog je, op je schaatsbeschermers, richting Zuidpool. Je kon je schaatsen ook ter plaatse onderbinden maar de houten bankjes waren meestal bezet en ook ontzettend koud aan je billen. En als we wel op schoenen heen gingen, dan waren het meestal hele oude. Je wilde geen risico lopen dat iemand anders er met je schoenen vandoor ging.

Toen ik klein was had ik houten schaatsen. Friese doorlopers. Daarop moest je het leren maar ik vond ze verschrikkelijk. Ondanks dat mijn vader de knal oranje bandjes heel strak kon vastbinden, gingen ze op de één of andere manier toch altijd los. Ik had altijd steenkoude voeten omdat mijn laarzen meestal iets te groot of te klein waren. Ik kreeg soms de oude van mijn broer. Je slofte maar een beetje heen en weer met de schaatsen bungelend aan de zijkant van je laarzen. Nieuwe schaatsen kreeg je niet want daar waren de middelen niet voor. Onze voeten groeiden te snel en de schaatstijd was altijd te kort. Maar als het vroor, MOEST er geschaatst worden. Het kon namelijk zó weer voorbij zijn. Soms werd er een ruilbeurs georganiseerd in de Lindenboomschool. Ik kan me herinneren dat ik daar mijn eerste kunstschaatsen kreeg. Wat vond ik ze mooi en wat was ik trots! Maar toen ik steeds mijn nek brak over de puntjes voorop, werden er door mijn vader een paar afgevijld. Toen ik ouder werd en mijn voeten niet meer groeiden, kreeg ik nieuwe. Ook daarvan werden een paar puntjes weg geveild. Kan me nog herinneren dat ik hockeyschaatsen kocht. Die gingen als een trein, ze waren rood met zwart en hadden helemaal geen puntjes. Een tocht erop schaatsen deed ik natuurlijk niet.

Schaatsen was voor mijn vriendinnen en mij gewoon lachen en gezelligheid. Jongens kijken en een beetje rondhangen. Op de Zuidpool was dat geweldig. Je kon er na schooltijd heen en ’s avonds na het eten mochten we altijd terug. De baan was verlicht en er was muziek. De buitenbaan voor de hardrijders, de binnen cirkel voor de zwierders zoals wij. Als je te koud werd kon je warme chocomel halen in de kantine. Ook dat was een houten keet maar dan aan de kant van de Zuiddijk. Het was er heerlijk warm, altijd druk en oergezellig.

Als je niet meer naar school gaat maar werkt, merk je dat het lastiger is om direct te schaatsen als het kan. Je moet vrij nemen en dat lukt niet altijd á la minute. Maar mijn vader lukte het meestal wel. Als je mazzel had vroor het in het weekend. Ik kan me een trouwdag herinneren van mijn ouders waarin mijn vader verongelijkt aangaf ‘niet de hele dag binnen te willen zitten met visite’. Er lag ijs, er moest geschaatst worden! De visite werd ingelicht dat er in de ochtend niemand thuis zou zijn. Maar toen mijn vader aan het eind van zijn tocht van het ijs wilde stappen, gleed hij weg en maakte een rot smak achterover. Uit reflex probeerde hij zich nog op te vangen maar brak zijn pols. De rest van de middag heeft hij bij de eerste hulp doorgebracht terwijl het huis vol bezoek zat. Maar er was wél geschaatst! Ik kan me een dag herinneren dat de Elfstedentocht gereden werd. Op mijn vaders werk stond daarvoor de hele dag de tv aan. Die had een collega van huis meegenomen. Dit prachtige evenement kon niet gemist worden.

Toen ik jaren geleden een rondleiding kreeg door het huis in Tsjechië van mijn oom en tante, zag ik mijn oude hockeyschaatsen op hun zolder liggen. Omdat er in die buurt zowel geschaatst als geskied kon worden, hadden zij een verzameling schaatsen aangelegd om er altijd met bezoekers op uit te kunnen gaan. Blijkbaar lagen ze nog bij mijn ouders op zolder omdat ik inmiddels alweer andere had. Ik kreeg er meteen weer zin in. Een gevoel dat nooit weggaat, lijkt het wel.

Zodra er ijs lag hebben we ook ons kind erop gezet. Eerst met dubbele ijzertjes waar hij zich geen raad mee wist. Huilend in de kou was hij er na twee keer vallen klaar mee. Wat jammer dat De Zuidpool niet meer bestaat. Die moest plaats maken voor de Den Uylbrug en woningen. Bij ons in de buurt is nog wel een pittoresk baantje; in het wijkje Haaldersbroek. Ik heb er nog leuke foto’s van toen ons kind daar met ons buurmeisje zijn eerste rondje maakte, met één handje op zijn rug. Wat waren we trots. Maar de winters met ijs komen steeds minder voor. Een tijd geleden hebben we geschaatst op de ijsbaan in Hoorn. Wat was dat geweldig. Aan het eind van die middag riepen we na elk rondje ‘nu gaan we echt weg’. Om vervolgens nog snel door te schaatsen. We namen ons voor om dit vaker te doen.

Tegenwoordig hebben mijn lief en ik altijd passende schaatsen klaarliggen. Op Noren wordt het niks, daarvoor had ik er denk ik eerder op moeten starten. De voeten van ons kind zijn inmiddels uitgegroeid, hoera! Zodra we weer een keer gaan schaatsen, krijgt hij van ons een nieuw paar. Want de drang om te gaan schaatsen, dat gevoel ben ik nooit verloren. Ik ga er alles aan doen om dat op hem over te brengen.