Mooie mensen

Wiebe

“Ik heb jouw trouwfoto in de krant gezien!“ zei Wiebe toen ik hem voor het eerst ontmoette. Precies 20 jaar geleden toen ik bij een bedrijf kwam werken waar ik niemand kende. Ik was verbaasd dat hij me herkende van een zwart-wit foto van een half jaar eerder en we raakten aan de praat. Na wat uitwisselingen van ‘wie ben je, wat doe je hier en wat deed je vroeger’ merkte hij op dat hij ook wel eens in de krant had gestaan. Maar dan iets minder feestelijk. Hij vertelde dat hij ambulancebroeder was geweest; een machtig mooie tijd. Vol enthousiasme begon hij te vertellen en ik hing aan zijn lippen. Wat een verhalen en wat een spontane man. Hij zou de krant wel eens meenemen. Niet snel daarna kreeg ik een fotoalbum onder mijn neus.

Als je mensen kent zoals Wiebe, begrijp je nog minder waarom er agressie tegen hulpverleners is. Wiebe was een ambulancebroeder met passie en geduld. Hij had een tomeloze inzet en was altijd even nieuwsgierig. Een man met een medische kennis waar je Halleluja tegen zegt en waar menig huisarts nog een grote punt aan kan zuigen. Wiebe zorgde niet alleen voor eerste hulp, maar hij bood ook troost en een luisterend oor. Betrokken als altijd informeerde hij zelfs achteraf naar een patiënt, nadat ze die in het ziekenhuis hadden afgeleverd. En met een goeie grap wist hij de grootste drama’s minder erg te maken. Ik heb me nooit eerder gerealiseerd, dat je als ambulancebroeder, je eigen leven in de waagschaal stelt voor anderen. Tot ik het fotoalbum open sloeg, ik wist niet wat ik zag.

Wiebe is in zijn carrière getuige geweest van veel ellende en bijzondere gebeurtenissen.

Zo arriveerde hij met zijn collega in 1984 bij een boetiek in Zaandam. Er lag een jonge vrouw. Hulp was te laat. Het slachtoffer was al overleden. Om het leven gebracht. Een indrukwekkend verhaal wat later de boeken in ging als ‘De Paskamermoord’ en waarin zelfs Wiebe en zijn collega, in het boek met deze titel op pagina 25, genoemd worden.

Ook was Wiebe één van de hulpverleners tijdens de Bijlmerramp in Amsterdam, in 1992. Hij is een keer achternagezeten door iemand met een straattegel en hij kreeg te maken met mensen die een eind aan hun leven hadden gemaakt. Meestal onder de meest vreselijke omstandigheden. Stel je voor, dat je als hulpverlener iemands huis moet openbreken omdat iemand al dagen niet is gezien.

Met schizofrenen en psychopaten heeft hij de nodige ervaring. Ooit zijn hij en zijn collega, gegijzeld door een psychiatrisch patiënt. Na onderhandelingen tussen deze patiënt en de politie, zijn ze uiteindelijk na vijf uur bevrijd.

Wiebe heeft ouders en buren opgevangen na een mislukte reanimatie van een tweejarig meisje dat door verdrinking om het leven kwam.

Tijdens een bezoek aan zijn ouders werd Wiebes vader niet lekker en bleek een hartaanval te hebben. Wiebe aarzelde niet en heeft hem direct gereanimeerd. Met succes, waardoor zijn vader ‘met hartslag’ naar het ziekenhuis vervoerd kon worden. Daar kreeg hij helaas opnieuw een infarct en is uiteindelijk toch overleden.

Maar toen Wiebes dochtertje van 3 jaar, in een onbewaakt ogenblik bijna verdronk, heeft hij haar ook direct beademd. En toen het meisje was bijgekomen vroeg ze; ‘gaan we weer zwemmen pap’?

Maar er zijn ook gekke en hilarische verhalen.

Zoals die keer dat twee mensen tijdens de geslachtsdaad niet meer van elkaar ‘los kwamen’. Daar sta je dan met je brancard om 02.00 uur in de nacht. Wiebe, altijd even attent, heeft toen maar even een dekentje over de slachtoffers geslagen, zodat niet de hele buurt de ongemakkelijke pose hoefde te aanschouwen.

Of toen hij dacht dat hij wel even, op een stil moment, een aquarium kon verhuizen met de ambulance. Toen er toch ineens een oproep kwam voor een spoedrit, heeft hij hals over kop het glazen ding bij een wildvreemde uitgeladen, om hem later onder duizendmaal dank weer op te pikken.

Hij kwam bij mensen thuis met een tweeling, die een pot met dubbeltjes hadden leeggegeten. De ouders waren volledig in paniek. Overal lagen dubbeltjes, omdat ze er al van alles aan gedaan hadden om ze eruit te krijgen. De kinderen waren bont en blauw van alle capriolen die al waren uitgehaald om de luchtwegen vrij te krijgen. En door het duwen en knijpen was er ook nog wat maaginhoud mee naar buiten gekomen. Iets waar Wiebe nog altijd graag en vol overgave over vertelt. Voor de zekerheid zijn de ouders met de tweeling toch maar even meegenomen voor een check op de eerste hulp. Ook dit liep gelukkig goed af.

De omgang met psychiatrisch patiënten vereiste regelmatig enig aanpassingsvermogen. Zo ook toen een man als voorwaarde stelde dat zijn hele verzameling knuppels, messen, ploertendoders en samoerai zwaarden mee moesten in de ambulance. De tweede voorwaarde was dat de ambulancebroeders om de vijf minuten stil moesten zijn, want dan speelde de 5de symfonie van Beethoven op de radio. Zowel de ambulancebroeders als de psychiater moesten gaan staan en plechtig beloven dat dit allemaal mocht. Dan pas ging hij mee.

Tot die ene fatale dag. Ik keek naar een foto van een metalen berg schroot wat even eerder nog een ambulance was. Mijn mond viel open van verbazing. Dat Wiebe hier levend uit gekomen is, was een wonder.

De bestuurder van een zware zandauto zag de loeiende ambulance niet aankomen met een frontale botsing tot gevolg. De ambulance vloog in brand maar kon tijdig geblust worden, waarna Wiebe nog een uur bekneld heeft gezeten. Wiebe, die over drie maanden vader zou worden, heeft ruim 7 dagen in coma gelegen. Ook zijn collega was zwaargewond. Van het ongeluk zelf weet Wiebe niets meer. Zijn tanden waren eruit geslagen. Zijn kaak was op twee plaatsen gebroken en ook in zijn schedel zat een breuk. Hij had een wervelfractuur in zijn nek, een verbrijzeld hielbeen, een gescheurde rugwervel en de rug was ontzet. Hij had snijwonden en schaafwonden en een hersenbloeding. Wat volgde waren talloze operaties aan zijn knie, enkel en rug om hem weer op de been te helpen. Orthopedische schoenen werden aangemeten en er volgde een lange weg ter revalidatie. Later kwam er ook nog een pacemaker bij omdat zijn hartritme stoorde. Ik maak er geen gewoonte van om collega’s te betasten, maar toen hij aanbood om zijn pacemaker te voelen, vond ik dit heel bijzonder.

Ik keek in de ogen van een altijd optimistisch en opgewekte collega. Hij was weer op de been, maar de sporen van het ongeluk zijn nog altijd duidelijk zichtbaar.

Ik dacht dat na dit ongeluk, een einde kwam aan zijn ambulance carrière, maar dit bleek anders. Vijftien maanden na het ongeluk, is Wiebe op wilskracht weer teruggekeerd op de ambulance. Hij vond het geweldig, het was zijn leven. Maar het viel hem zwaar.  Door alle ingrepen en littekenweefsel, kreeg hij steeds meer pijn. Ondanks dat zijn vrouw en collega’s hem overal bij hielpen, ging het steeds moeizamer. Als er uitgerukt moest worden, zorgden Wiebes collega’s ervoor dat hij alleen maar in hoefde te stappen. Maar lopen werd steeds pijnlijker, het was gekkenwerk. Wiebe wilde niet opgeven maar na ongeveer een jaar of 6 moest hij wel. Het was lichamelijk niet meer mogelijk. Uiteindelijk is hij 19 jaar werkzaam geweest op zijn geliefde ambulance. De collega die naast Wiebe zat tijdens het ongeluk, is hersteld. Wiebe en hij zijn altijd bevriend gebleven. De bestuurder van de zandauto heeft Wiebe later nog opgezocht om excuses te maken. Een moedige en zeer emotionele daad, voor alle betrokkenen.

Maar ondanks dit grote verdriet liet Wiebe zich niet kisten en pakte door. Zo kwam het dat hij aan het hoofd kwam te staan van de bedrijfshulpverlening. En niet zomaar op en muffig typekamertje, maar in een grote organisatie met 1500 collega’s. Wiebe organiseerde, stimuleerde, trok en duwde en deed alles om de grote groep bedrijfshulpverleners tot een geoliede machine te laten werken. Met zijn altijd flinke dosis humor wist hij de meest ernstige verhalen een vrolijke kwinkslag te geven. Als het nodig was kon hij altijd even je bloeddruk meten ter geruststelling. Hij informeerde naar je gemoedstoestand en je thuissituatie. Altijd integer en bescheiden. En als je een klapper had gemaakt met je fiets, appte hij je privé met een goeie tip om op je verwondingen te smeren. Het heeft me wel eens tot tranen geroerd. Ondertussen gingen zijn medische ingrepen door. En regelmatig kwam er weer een vrolijke mail waarin hij je gezellig bijpraatte over de reden dat hij even afwezig was. Als je vroeg wat de onuitspreekbare aandoening was, die hij als oorzaak vermeldde, was het antwoord vaak; ‘Google het maar even’. Als je dat deed, viel je van je stoel, maar niet van het lachen. Het waren altijd zware operaties die alleen werden uitgevoerd als het echt niet anders kon. Nooit had je in de gaten dat Wiebe nog zoveel pijn moest hebben en omdat hij er altijd was, kon je niet geloven dat hij nog van alles mankeerde. Het is een wonder dat Wiebes huwelijk het heeft overleefd. De kinderen en kleinkinderen geven lucht in moeilijke dagen.  

Maar Wiebe was er steeds minder vaak en iedereen vroeg naar hem. De weinige keren dat hij er was, zagen we de verandering. Ook nu ging het eigenlijk niet meer. Maar Wiebe wilde nog zoveel doen. Totdat de bedrijfsarts heeft uitgesproken dat hij niet meer mag werken, het is lichamelijk te zwaar. De bhv’ers missen hun goeroe. Want waar mensen wel eens een voetprint achterlaten wanneer ze weg zijn, voelt dat bij Wiebe meer als een olifantenstamp. Hij heeft een diepe indruk achtergelaten. Wiebe, onze hulpverlener pur sang.