Alledaags

Dropping

Het is een druilerige avond als we bij vrienden op de camping zijn in Noord-Brabant. Tussen de buien door is het soms droog, maar het regent vooral. De kinderen maakt dat allemaal niet uit. Tien pubers tussen de dertien en zestien zijn al een paar dagen vakantievrienden. Zij verblijven op het park, wij op tien minuten rijden in een hotel. Omdat wij het ook gezellig hebben maar dan met de ouders, is het niet erg om heen en weer te rijden.

De eerste keren parkeerden wij nog braaf op het speciale veld voor bezoekers. Bij de slagboom aan de ingang moest er een QR-code gescand worden. Op een website kon je die weer activeren en na overmaken van vier euro vijftig kon je bij de uitgang je mobiel voor de lezer houden en uitrijden. Wat een gedoe. Ik vind een kaartje betalen in een automaat, het kaartje weer terugkrijgen en bij het uitrijden weer insteken makkelijker. Maar dat komt mede omdat ik bij de QR-code-technieken steeds mijn bril tevoorschijn moet halen en op en af moet zetten.

De eerste avond werd het al nachtwerk omdat de kinderen zich hadden opgegeven voor het laser gamen. Dan wil je niet lullig zijn en zeggen dat dit niet mag omdat het te laat is. We dronken nog een glaasje en vertrokken pas na middernacht. De parkeerplaats voor bezoekers bevond zich in het tegenovergelegen bos en was niet verlicht. Hoezo niet?! Bij de slagboom deed ik mijn bril op en kreeg de mobiel van mijn lief in handen gedrukt; zij had de code voor het uitrijden ontvangen. Ik hield hem onder de lezer en er gebeurde niets. Ik hield hem hoger, lager, verder weg en dichterbij. Het bleef aardedonker en de slagboom bleef dicht. Mijn lief vergrendelde de deuren van de auto. Alleen dat al stelt mij niet gerust. Mijn gezinsleden begonnen instructies te roepen; ‘je moet hem hoger houden, nee erin duwen!’ Na tien minuten hannesen begon ik ongerust te worden. Wat als dit kreng niet open ging? Gingen we dan onze vrienden bellen die ongetwijfeld al in bed lagen? Wat konden zij doen? De receptie van het park was dicht. Net toen de moed me in de schoenen begon te zinken stapte mijn lief uit en nam het over. Na nog meer probeersels ging de boom eindelijk open.

Ook de volgende dag waren er op de camping weer allerlei leuke activiteiten voor de kids. Terwijl we door het bos richting bezoekersparkeerplaats reden, zagen we langs de kant allemaal geparkeerde auto’s staan. Waarom deden wij dit niet? Binnen no-time hadden we een plekje gevonden en hoefden nog maar 500 meter te lopen naar de ingang van het park. Vanaf de entree tot aan de tent van onze vrienden was het nog maar een kilometer dus prima te doen. Die avond zou er een dropping zijn en de kinderen gingen naar de receptie om zich op te geven. Ze bleven lang weg tot een van onze telefoons ging. De groep kinderen bleek te groot en het aantal vrijwillige ouders dat mee moest te weinig. We besloten richting receptie te gaan. Daar aangekomen troffen we een lange rij wachtende jongeren die allemaal zin hadden in het nachtelijk avontuur. Na ongeveer een halfuur kwamen de verlossende woorden; onze tienkoppige groep kon meedoen, maar alleen als er vier volwassen begeleiders meegingen. We meldden ons aan. Je wil de lulligste niet zijn. Maar we hadden die hele middag al in het nabij gelegen stadje gelopen, een veel te hoge trap in een kerk beklommen, drie kilometer over de camping afgelegd en ietsje teveel gegeten bij de plaatselijke Griek. Maar goed, die vijf kilometer moest te doen zijn.

Om 23.00 uur mochten we eindelijk in de gereedstaande bus stappen. De ramen waren vrolijk zwart afgeplakt en ook de ruimte tussen de passagiers en de bestuurder was dichtgemaakt. Gatver, je kon echt niet zien welke kant we opgingen. Tussen de joelende kinderen moest ik mijn best doen om niet kotsmisselijk te worden. Vijf kilometers zijn dan ineens lang. Toen we eruit mochten verwachtte ik een vriendelijk maar goed verlicht dorpje. De realiteit was een onverlicht en aardedonker vochtig bospad waar je geen hand voor ogen zag. Het eerste dilemma diende zich aan; liepen we het pad terug of door naar voren? Zonder overleg zette de tienkoppige ploeg jongeren koers richting, ja richting wat? Stiekum zette ik mijn brilletje op en gluurde op de routeplanner. De tocht van vijf kilometer stond inmiddels op vijf komma acht, we liepen dus lekker uit. Het beloofde een lange nacht te worden. Toen ik mijn mobiel in mijn jaszak deed, klonk er een stem uit die zei dat we linksaf moesten. We gingen rechtsaf.

Net toen we in de verte eindelijk een lantaarnpaal zagen misten we ons kind. Samen met Martijn was hij weg. Nadat iedereen aan het roepen was, begon de onrust flink toe te slaan. Het is nacht, je kind is weg en ook het kind van iemand anders. Mijn lief belde hem, kreeg geen gehoor. Nogmaals, weer niets. Met bonzend hart vroegen we ons af waar we aan begonnen waren. Ineens heb je de leiding over tien kinderen die geen gevaar of gevolgen van acties overzien. Toen mijn lief begon te rennen sprongen ons kind en Martijn ineens tevoorschijn. Het leek ze een geinige grap om even te doen of ze weg waren. Ze wilden ons laten schrikken, dat was goed gelukt. De stemming daalde tot nul toen ze merkten hoe boos en geschrokken we waren. Natuurlijk was dit niet de bedoeling, maar het was wel gebeurd. En nee, we hadden inderdaad geen zin om urenlang de verkeerde kant op te lopen. Dus ja, daarom hadden wij onze routeplanners aanstaan en waren niet van plan deze te stoppen.

Na een pittig overleg met de kids wisten ze dat het verstandiger was om nu gewoon de terugweg te zoeken, in plaats van jolig nergens op te letten. Max kwam al 15 jaar op de camping en gaf aan te denken welke richting we op moesten. Met een schuin oog op onze routeplanners lieten we hem begaan. Hij had gelijk en wees keurig de juiste richtingen aan. Om het overzicht te houden liepen wij achter de groep. Wat op zich ook fijn voor ze was, want die berg uien op mijn lekkere gyrosschotel begon flink zijn werk te doen. Nu had niemand daar erg in. Toen ik ineens Martijn midden op de rijbaan zag staan, kreeg ik de volgende rolberoerte. De schat had even op de bewegwijzering gekeken of we inderdaad goed liepen. Nooit geweten dat er een wandelpad naast een snelweg kon liggen trouwens. Niet alleen keken we steeds voor ons of we nog compleet waren, ook hielden we de weg achter ons scherp in de gaten. Er was al een vrachtwagen rakelings langs gescheurd waarbij de chauffeur het erg geinig vond om hard te toeteren. Ik zag alleen maar het gevaar; als één kind een stap opzij zette, zou het aangereden worden met alle gevolgen van dien.

Het was 01.00 uur in de nacht toen we eindelijk de lange bosweg opliepen die naar de camping leidde. Ook hier weer geen straatverlichting. Met bonzende harten liepen we langs een stel waakhonden die uitstekend hun werk deden. Toen ik zag dat er prikkeldraad boven het hek was, stemde me dat iets gerust. Ze zouden er niet snel overheen springen. De bewoners van de huizen moeten vast ook geschrokken zijn, want wat deed die groep mensen zo laat op straat? De kids waren wel al stiller geworden, ook zij waren gaar van het lange lopen. Kapot van alle spanning en vermoeidheid leverden we ze af bij de ingang van de camping. Nu alleen nog een halve kilometer richting auto en het hotel opzoeken. Toen we de volgende dag weer op de camping kwamen, waren we ontzettend brak. Ons kind had een spiertje in zijn knieholte verrekt, mijn lief had rugpijn. Ik had wallen onder mijn ogen en nog pijn in mijn voeten. Ondertussen vroegen we ons af of de ouders niet ongerust waren geweest. Tenslotte waren we om 23.00 uur vertrokken en pas twee uur later teruggekeerd. Terwijl de tocht vijf kilometer zou zijn. Het bleek dat ze allemaal gewoon naar bed waren gegaan. Blindelings vertrouwen in ons? We kenden de mensen niet eens.  Toegegeven; het was een tocht die we niet snel vergeten. Maar mocht hij zich nog een keer op deze manier georganiseerd worden, meld ik me niet meer aan. En voor de veiligheid van ons kind vermoed ik dat ik dan een bioscoopje aanbied.