Alledaags

Triatlon

Ondanks dat het in mijn ogen nog steeds een jonge vent is, heb ik al jarenlang dezelfde tandarts. Op zich een hele kunst dat je met je tandarts kunt kletsen over sport en prestaties. Mijn vader en hij konden dat. Bij mij komt het nooit verder dan de uitwisseling van gegevens van de röntgenfoto’s, kronen en drievlak vullingen. Ik snapte het toen mijn moeder zei dat ze nog zo’n leuk boekje had voor onze tandarts; over de voorbereiding op de triatlon. Mijn vader had het gemaakt toen hij zelf in training was en nu blijkt onze tandarts ook daarvoor te trainen, hoe leuk! Maarre, wacht even, boekje? Had mijn vader een boekje gemaakt over zijn triatlon? Mijn moeder was verbaasd dat ik het bestaan ervan niet kende en stelde me gerust; ze zou wel even kijken want er zouden meerdere exemplaren van zijn.

Een knal turquoise boekje kwam tevoorschijn uit het feestelijke kerstpapier. Zijn eigen verhaal, zijn eigen tekeningen, zelf gekopieerd en in katernen genaaid. De voor- en achterkant van stevig karton, vast zelf op maat gesneden net zoals de rug van het boekje. De katernen had hij vervolgens erin gelijmd. Inclusief rood-wit ‘kapitaalbandje’. In lettertype ‘Bodoni’ eigenhandig (en snaar strak) de titel erop geschreven; Triatlon bedenkingen… met onderaan de kaft zijn naam in zijn vertrouwde verbonden schrift, zonder hoofdletters uiteraard. Zo kenmerkend, zo eigen, zo knap. Ik was nog niet eens begonnen met lezen maar nu al verguld met dit cadeau.

Dat hij in 1984 overspannen thuis zat wist ik niet. Wel weet ik nog hoe hij, op het puntje van zijn stoel, keek naar de tv-uitzending van de ‘Iron man’. Niemand van ons had ooit gehoord van het bestaan van een ‘triatlon’ die werd gehouden in Hawaï. Het bleek een aaneenschakeling van uitputtingsslagen te zijn die de deelnemers achter elkaar moesten voltooien; eerst 3,86 km zwemmen, dan 180,2 km fietsen en ter afsluiting nog een marathon van 42 kilometer rennen. Waar de rest van ons gezin de deelnemers in stilte voor gek verklaarden, had mijn vader besloten dat hij hieraan mee wilde ging doen. Zonder dit in eerste instantie te melden begon hij gericht te trainen.

Sportief was hij al; hij had een carrière van 20 jaar Grieks-Romijns worstelen achter de rug, deed altijd aan krachttraining en fietste ongeveer de hele wereld over. Maar dit? Anderhalf jaar de tijd had hij, voordat hij zich voor het spektakel in Nederland kon inschrijven. Hardlopen deed hij al therapeutisch, vaak samen met zijn broer Coen. Pas toen Coen uitsprak dat hij mee wilde doen aan de triatlon, gaf Leo dit ook toe. Twee broers met dezelfde passies. Wat was het jammer dat, door aanhoudende blessures, Coen uiteindelijk verstek moest laten gaan.  

Ik lees over de trainingen en weet inderdaad nog hoe vaak mijn moeder net het eten op tafel wilde zetten als mijn vader alweer gevlogen was. Een training voor een triatlon beheerst je leven. Trainen op drie onderdelen kan alleen in een gekmakend schema. Zeker in combinatie met een veertigurige werkweek, snap ik zijn frustratie nu beter. Hij had geen tijd voor verjaardagen en ouderavonden, er moest altijd getraind worden. Ook tijdens de vakantie. Lopen en fietsen kun je nog enigszins doen wanneer je wilt, maar zwemmen moet (in de winter) volgens de tijden van het zwembad. Noodgedwongen lag hij vaak om 07.00 uur al in het water. Zijn dagritme bestond uit trainen, werken, eten en slapen. Ik weet zeker dat hij in die tijd ook gewoon het onderhoud van zijn boot deed, klusjes voor mijn oma, familie en vrienden, hoe dan?

Om te leren borst crawlen ging hij op les. Omdat ik het ook wel leuk vond, gingen we samen. Elke donderdagavond op de fiets naar De Slag waar een strenge juf de scepter zwaaide. Ik vond het echt gaaf dat we uiteindelijk zelfs het (voor de triatlon onnodige) keerpunt konden maken door een ingewikkelde draai in het water. Van de tien keer oefenen mislukte het minstens zeven keer waarna je proestend gedesoriënteerd boven kwam.

Zijn hardloopschema verplichtte hem uiteindelijk om honderd kilometer per week af te leggen. Door mijn kinderlijk naïeve ogen leek het alsof hij het allemaal moeiteloos deed. Ik lees nu over zijn blessures, spanningen, onbegrip, nachtelijk zweten en de regelmatige keren dat hij doortrainde ondanks zijn spit en andere blessures. Uitgebalanceerde voeding, frequent bezoek aan de fysiotherapeut en zijn drang om dit te ‘moeten doen’ zorgden ervoor dat hij uiteindelijk op 17 augustus 1985 aan de start stond aan de waterkant in Almere.

Slechtere weersomstandigheden kon je je niet bedenken; stervenskoud, het waaide en regende. Toen het ook nog begon te onweren en bliksemen werd de start zelfs uitgesteld en uiteindelijk het zwemgedeelte ingekort naar 2,4 kilometer. Geen overbodige luxe. Zelfs om 07.00 uur in de ochtend is vlak en verwarmd zwembadwater de hemel vergeleken met deze ellende buiten. Door de rottige zomer was de watertemperatuur om te janken. Enigszins comfortabele kleding zoals een wetsuit kocht mijn vader niet. Een muts onder zijn badmuts en de inhoud van een pot uierzalf op zijn lijf moest de ergste kou tegenhouden. Een gekke gewaarwording als je zelf drijfnat staat te kleumen van de kou aan de kant, dat dan een massa mensen te water gaat. In mijn herinnering kwam hij spugend (van alle golven ingeslikt water) wankelend rennend uit het water, klaar voor het volgende onderdeel. Ik lees dit echter niet. Ben ik in de war met een eerdere uitputtingsslag of heeft hij het weggelaten?

Hevig trillend van de kou vertrok hij voor de 180 kilometer op de fiets. In ongeveer twee seconden konden we hem toeschreeuwen en aanmoedigen. De snoeiharde wind weet ik nog wel, ook op dit onderdeel weinig mazzel. Dat hij kotsmisselijk was lees ik nu. Om op krachten te blijven móest hij eten. Toen hij middenin de koers zijn stuk krentenmik te gehaast dacht terug te wurmen in de zak van zijn shirt, viel deze op straat. Er werd geen seconde geaarzeld; omkeren en oppakken die handel. Doorgaan, anderen inhalen en blik op oneindig. Op dit onderdeel was winst te behalen. Zwart van de modder fietsend door kletterende regen en onweer met gevoelloze handen en voeten. Af en toe staand op de pendalen om even de rug te kunnen strekken. Alles geven maar genoeg over houden voor het slotstuk; de marathon.

Voor ons als toeschouwers was het een gekke dag. We zagen Leo alleen tijdens de wisselingen van de onderdelen. Het maakte angstig en ongerust. Toen hij begon aan de 42 kilometer rennen en mijn moeder hem eindelijk zag, schreeuwde ze zijn naam en vroeg of het goed met hem ging. Tijd voor een praatje was er niet, we zagen hem wegrennen met zijn duim in de lucht. Opgelucht. Nu was het nog een paar uur wachten op het laatste stuk. Wat mijn vader niet meekreeg, waren de atleten die te laat binnenkwamen na het fietsen. Zij mochten van de organisatie niet meer starten aan het laatste onderdeel. Je hart brak om te zien hoe men smeekte om toch verder te mogen. De klok was onverbiddelijk; te laat was te laat. Een enkeling ging toch door, dan maar finishen zonder in de officiële uitslag te komen. Daarentegen waren er toppers die zelf vonden dat ze te laat binnenkwamen (in voor ons een toptijd) en die er zelf mee stopten. Zij deden blijkbaar mee voor het prijzengeld of een persoonlijk record.

Het is al dik voorbij etenstijd als we eindelijk mijn vader zien opdoemen tussen de menigte renners. Terwijl hij er nog een eindsprint weet uit te persen, worden zijn naam en nummer omgeroepen. Mijn moeder leest me de laatste pagina voor uit het boekje; ‘In volle spurt draai ik nu voor de afgeladen tribunes langs. Weg vermoeidheid, ik voel niets meer. Ineens zie ik Tanja (mijn dochter) met bloemen, vlak voor de finish. In volle vaart grijp ik ze en daver onder het finishdoek door!’ Mijn keel knijpt ervan dicht. Ineens sta ik weer drijfnat, geëmotioneerd en verkleumd trotser dan trots te zijn op mijn vader bij de finish in Almere. Hij heeft één uur en tien minuten gezwommen, zes uur en vijf minuten gefietst en een marathon gelopen in vier uur en vijf minuten. In totaal elf uur en twintig minuten. Het halfuurtje voor de wisseling van kleding en de douche tussendoor niet meegerekend.

Het is gek; het verhaal is 37 jaar oud en ik weet het meeste nog precies. Het voelt daardoor oud en jong tegelijk. De spelling verraadt de tijdgeest; reflecterend, contacten, contrast,  het werd nog met een K geschreven. Verder waren er nog guldens (hij kocht iets voor een ‘geeltje’), had niemand een mobieltje en hadden mijn ouders geen auto. Tijdens het lezen ben ik weer 12 jaar zoals toen, als ik het wegleg verbaas ik me over details die ik niet meer weet. Zoals ik ook verbaasd ben over dingen die hij heeft weggelaten. En aan de andere kant ook niet. Die dingen deden er voor hem op dat moment niet toe. Daar ging het verhaal niet over. Als mijn lief één van mijn verhalen wel eens leest, krijg ik regelmatig de vraag waarom ik iets niet aanvul, toelicht of verder uitdiep. Ik reageer dan meestal stronteigenwijs; ‘dat doet er niet toe, daar gaat het verhaal niet over’.

Mijn vader en ik, we scheelden dertig jaar en twee en een halve maand. Tweeënveertig was hij ten tijde van zijn triatlon. Zeven jaar jonger dan ik nu. Hij was meedogenloos hard voor zichzelf, had een ijzeren discipline en het grootste doorzettings- en uithoudingsvermogen dat ik ken. Ik ben niet zo hard voor mezelf; als ik een rondje ga rennen en het voelt of ik neer ga vallen, hou ik ermee op. Ben nooit verder gekomen dan een loop van 16 kilometer. Veel te ver en geen ambitie om verder te komen. Ik heb een fractie van zijn creativiteit, kan soms wat aardigs bedenken of schrijven maar het haalt het nooit bij dat van hem. Toch lijken we op elkaar. Zijn hardloopsessies begonnen therapeutisch, zoals bij de meeste lopers. Ook ik merk dat alleen dit je hoofd zó leegmaakt, dat je er daarna weer tegen kunt. Gister heb ik voor het eerst dit jaar mijn loopschoenen weer tevoorschijn gehaald en sinds maanden weer een rondje gerend. Met net zoveel tegenzin als hij altijd had, en ook ik kwam net zo opgeknapt weer terug. Ik baal dat het boekje uit is. Wil verder lezen over hoe hij zich achteraf voelde. Heb na die lousy vier kilometer van gister overal spierpijn. Ik laat het nu wel uit mijn hoofd om erover te zeuren.