Alledaags

Wodan

Wodan (god van de donder) heette de hond van mijn bonus-schoonvader. Uit de verhalen begrijp ik dat het inderdaad een pittig geval moet zijn geweest. Een uit de kluiten gewassen zwarte Bouvier die  deed waarvoor hij in huis gehaald was; het gezin en de boel bewaken. Overdag scharrelde hij wat rond op het erf en lag regelmatig met zijn neus onder de poort. Door de kier eronder kon hij precies zien wat er langs kwam. Verkeer ging rustig aan hem voorbij maar zodra het een voetganger was sloeg hij aan door als een wilde te blaffen. Omdat men hem niet zag liggen, schrok iedereen zich kapot en menigeen was dan ook doodsbenauwd voor hem. Inbrekers lieten het hier wel uit hun hoofd. Zodra Wodan merkte dat visite ‘goed volk’ betrof, bond hij na een paar minuten in en was het oké.

Als Wodan van zijn vrouwtje op de koektrommel moest passen, hoefde je niet je hand ernaar uit te steken want dan begon meneer te grommen. Als je tijdens het schillen een rauwe aardappel richting Wodan gooide, ving hij deze op en werd hij verslonden. Wodan had altijd honger en paste op je als een held. Soms was hij wat te zwaar en moest hij op een sperziebonendieet.

Toen ik voor het eerst kennismaakte met Wodan, was hij in de nadagen van zijn leven. ‘Kom maar hoor, hij doet niks’ werd er geroepen toen ik blijkbaar zichtbaar aarzelend het erf op kwam. ‘Hij playbackt alleen maar’ kwam erachteraan. Mijn lief en ik bekeken het beest en zagen inderdaad dat hij uit volle kracht probeerde te blaffen. Zijn bek ging nog open en dicht maar er kwam geen geluid meer uit. Gelukkig was het niet zielig want hij had nog een bruin leven. Bij mooi weer scharrelde hij buiten, als het rotweer was bleef hij in huis.

Niet meer kunnen blaffen was niet het enige ouderdomskwaaltje. Hij liet heel regelmatig vieze en onhoorbare windjes. Op de salontafel stond daarom standaard een bus toiletspray die richting hond werd leeggespoten zodra er weer een pufje ontsnapt was. Zowel baas als hond vertrokken hierbij geen spier. Het was duidelijk dat hier geen vrouw meer in huis was, zij had de oceaanlucht boven haar koffie vast niet gepikt. Wij konden er wel om lachen. Wodan was mijn bonus-schoonvader dierbaar, het was nog een aanschaf uit de tijd dat zijn vrouw nog leefde.

Het deed hem dan ook groot verdriet dat de hond steeds verder achteruit ging. De vlekken in het tapijt begonnen op te vallen. Wodan bleek steeds vaker iets te laten lopen waardoor het aanschaffen van nieuwe vloerbedekking op dat moment geen optie was. Af en toe kon de dierenarts nog een pilletje of prik geven waardoor hij weer wat opleefde. Voorzichtig opperden wij af en toe dat het eind misschien wel een beetje in zicht kwam. Waar dit eerst nog resoluut werd weggewuifd, was hier nog wat later geen ontkomen meer aan. Wodan liet dagelijks alles lopen en het begon dieronterend te worden. Maar ja, de dierenarts had gezegd dat hij geen pijn had he?!

Toen het echt niet langer houdbaar was, werd ons beloofd dat Wodan inderdaad uit het lijden verlost moest worden. Toen we een paar dagen later informeerden hoe het gegaan was, hoorden wij de opgeluchte woorden; ‘de dierenarts was er niet!’ Natuurlijk was dit uitstel van executie en nog wat later werd bevestigd dat het beest inderdaad op was. De schat heeft zelfs nog een uitvaart gekregen als blijk van liefde en jarenlange trouwe dienst.

Wodan en mijn bonus-schoonvader, ze zijn er allebei al jaren niet meer. Het erf is er nog wel, wij wonen er alweer bijna twintig jaar. En geheel in de traditie van weleer loopt er alweer jaren een uit de kluiten gewassen hond. Ooit net zo zwart als Wodan, maar inmiddels vergrijsd. Net zo waaks maar een stuk sulliger. Toen buurman Richard eens luid blaffend door onze hond begroet werd, deed hem dit aan Wodan herinneren. ‘Weet je nog, dat kolere beest probeerde mij nog in mijn poot te bijten!’