Alledaags

Dwarsvliegers

Een vriendin en een collega vertelden mij laatst dat zij een van mijn verhalen aan hun mannen hadden voorgelezen. En dat deze heren het ook leuk vonden. Dankbaar nam ik de complimenten in ontvangst. Maar werd er ook een beetje onzeker van. Is mijn tekst een soort ‘vrouwelijk geneuzel’ dat zelfs door een enkele man wordt gedoogd? Of zegt hij het om van het geklets van zijn vrouw af te zijn? Stoer spreek ik mezelf toe dat ik me niet zo aan moet stellen. Waarschijnlijk vonden ze het gewoon echt leuk. Maar eh, mannen, vandaag is het wel een hoop vrouwelijk gezeur hoor. Gratis tip; je kunt nu nog afhaken. Aan de andere kant, als je doorleest kun je wel punten scoren bij je vrouw. Misschien herken je haar erin en weet je dat het niet aan haar ligt. Nou ja, zie maar.

Als ik binnenkom op mijn werk, voelt het alsof ik een vrieskist inloop. De kachel is uit en de ramen staan tegen elkaar open. Door de jaren heen weet ik waarom dit is en kleed ik me iets warmer aan. Mijn collega’s hebben opvliegers. De keren dat iemand middenin een gesprek ineens rood aanliep, een vest uitgooide en begon te wapperen met alles wat voorhanden was, zijn niet te tellen. Ik moest er altijd om lachen. Het grappigst vond ik een van hen; zij had zelfs een waaier in haar tas. Gewoon, omdat het anders niet te harden was. Mijn gelach was natuurlijk bloedirritant, dus ik kreeg regelmatig een ‘wacht jij maar!’ naar mijn hoofd geslingerd.

Ik hoefde niet lang te wachten. Ik heb het nu ook. En het is verschrikkelijk. Zo erg zelfs, dat ik er af en toe zelf om moet lachen. Maar meestal niet, want een bijkomend nadeel is dat ook je humeur eraan gaat. Voor de mensen die het nog niet hebben; beeld je een snikhete dag in, rond een uur of 12 in de volle zon. En dat jij dan een zwart skipak aanhebt, inclusief muts en sjaal. Dat gevoel ongeveer. Als ik ’s avonds met al mijn ledematen wijd uit elkaar in een stoel hang, bekijk ik de rest van ons gezin. Is het hier nou zo heet? Tuurlijk niet, het ligt weer aan mij. Soms heb je het even niet. En dat ‘even’ kan een week zijn, een paar dagen, of een paar minuten. Soms begin ik mezelf af te vragen wanneer ik het niet heb. Gek word ik ervan, en bloedchagrijnig. ’s Nachts word je er wakker van. Je zomerdekbed is dan een soort elektrische deken geworden in de hoogste stand die je alleen maar weg wil hebben. Na een paar minuten is de ergste ellende afgezakt en krijg je het koud. Dan lig je in een klam bed. Gatverdamme. Direct verschonen heeft geen zin, want dan word je hele gezin wakker. En als je net weer een beetje bent weggedommeld begint de ellende gewoon weer opnieuw. Een paar keer per nacht is de laatste tijd heel normaal.

Het maandelijkse ongemak dat uit zou blijven, daar droom ik mijn hele leven al van. Maar dat opvliegers een bijkomstigheid zijn, was ik even vergeten. Had de olijke bedenker hiervan nou niet even één keer even iemand kunnen overslaan? Lummel. (Ja lummel ja, dat moet een man geweest zijn) Het woord opvlieger vind ik ook stom. Vloog het maar op! Mij vliegt het steeds aan. Je moet er ook rekening mee houden. Kleding in laagjes bijvoorbeeld. Want in die ijskelder op kantoor moet je wat warms aan, maar als het je aanvliegt moet er iets uit. In je bh gaan zitten vinden mijn collega’s vast ongepast, dus er moet iets onder je vestje. Een hemdje is te bloot. Een shirtje dus. Goed opletten dat dit wel van luchtig organisch katoen is. Want dat stralende bloesje dat ik laatst zag hangen in de uitverkoop, was 100% nylon. Balen, maar dan houdt het op. Nylon zweet en dat vind ik vies. Nu ik het schrijf merk ik wat een getrut ik het vind. Wat een geneuzel. Dwarsvliegers zijn het.

Zachtjes maar dwingend hoop ik met heel mijn hart dat deze ellende snel opvliegt. Oh ja, ik zal nog iets anders opbiechten; bij Ali hebben ze goedkope waaiers in alle kleuren. Hij zit niet in mijn tas (want die is al zo vol) maar ligt in de keukenla. Het duurde eeuwig voordat ie in huis was, maar dan heb je wat. Wat een top ding!