Er zijn van die dingen die je als kind verschrikkelijk vond, waarvan je nu niet meer snapt waar je je druk om maakte. Eén daarvan was het dragen van een muts. Je dag kon niet slechter beginnen als je de deur uit moest om naar school te gaan, en mijn moeder me nariep dat ik mijn muts op moest doen omdat het koud was. Kinderen willen geen mutsen op want mutsen zijn stom. Die van mij in elk geval. Stoere kinderen hadden nooit een muts. Ik was niet stoer. Mijn muts was een etnisch uitziend kleurig ding met, en nu komt het ergste, van die aangebreide stukjes bij je oren. En aan de uiteinden daarvan hing een gezellig en nog vrolijker gekleurd koordje. Ik haatte het kreng. Zei liever dat ik het niet koud had dan dat ik hem op moest. Als ik daarna verkleumde, was dat minder erg dan de schaamte voor mijn muts.
Ik was niet de enige die een pesthekel had aan mijn muts, ook mijn broer vond het niks. Alhoewel hij een hele blitse had voor die tijd. Eéntje met van die verticale strepen aan de voorkant. Dat hadden alle jongens toen en die waren stoer. Mijn broer interesseerde het niet veel, zolang ook hij het kreng maar niet op hoefde. We gingen er vaak wel mee de deur uit, maar ik vermoed dat we hem beiden (zonder dat we dit van elkaar wisten) om de hoek al in onze jaszak propten.
Gelukkig ben ik nu groot en schaam ik me niet zo snel meer. De mutsen zijn voor mijn gevoel ook leuker dan die van vroeger. Lijkt het zo of is er veel meer keus dan toen? In mijn la van ons handschoenenkastje liggen in elk geval lekker een paar mutsen. Als ik moet fietsen in ijzige kou of snerpende wind? Ik prop mijn haar erin en trek ‘m tot ver over mijn oren. Heel lekker. Het scheelt ook dat mijn assortiment door mezelf is uitgekozen. Ze zijn neutraler dan die van vroeger en ik heb meerdere modellen. Zo kun je afwisselen bij elke jas en gelegenheid.
Als ik op de fiets moet en mijn haar is nog niet droog, zet ik lekker mijn grof gebreide muts op. Dan krijg je tenminste geen ijskop. Als het giert van de wind en ik ga de hond uitlaten, lekker een wijde zachte opdoen en de boel blijft tenminste een beetje op zijn plek. Valt me wel op dat mensen je soms niet herkennen onder die muts. Ook wel lekker rustig soms.
Een paar weken geleden was het zólang zó koud, dat we konden schaatsten op de sloten en op de Zaan bij ons aan de overkant. Op die ijzige open vlakte gierde de wind om ons heen. Ik heb die ochtend geen seconde geaarzeld. Propte mijn haar in het warme, met vacht gevoerde, zwarte exemplaar en huppakee. Hele dag geschaatst en geen last van de kou. Toen na het middaguur ons kind nog steeds op zijn kamer zat te gamen, heb ik hem gebeld. ‘Kom schaatsen joh, het is super ijs en op de Zaan schaatsen, dat kan bijna nooit! Kleed je warm aan een zet lekker je muts op!’ Ik denk dat hij, vooral om mij een plezier te doen, na een tijdje verscheen. Nog een beetje na-mopperend omdat ik zo aan zijn hoofd had gezeurd. De schaatsdrang die bij mij zo groot is, heeft hij overduidelijk nog niet. Ik probeer het bij te brengen, geen idee of het lukt.
Na wat onhandig gekras en gewiebel ging het na een tijdje natuurlijk prima. Kinderen zijn niet zo schijterig als wij en storten zich gewoon overal in. Geen enkele angst om te vallen of erdoor te zakken. Daar ben ik dan weer jaloers op. Dat je gedachteloos doet waar je zin in hebt zonder stil te staan bij de mogelijke gevolgen. “Gaan we nog één rondje mam, dan stop ik er zo mee”. Nog één keer maakten we met zijn drieën de grote cirkel op de plas bij ons huis, waar normaal de boten varen. ‘Ik stop ermee mam, ik ben verkleumd’. Ik kon het niet laten en gedroeg me zoals mijn moeder gedaan zou hebben; ‘waarom heb je je muts ook niet opgezet?!’ Zo heerlijk om af en toe naar de bekende weg te vragen. ‘Je gaat toch geen muts opdoen, dat ziet er echt niet uit!’ Ik begreep het volkomen.