Als kleutertje deed ik het al graag. Bloemen plukken. Toen voor mijn moeder, nu voor mezelf. Het is een suffe gewoonte waar ik maar niet vanaf kom. Toen ik klein was, was het geen punt. Als we in de weekenden ergens waren met de boot, was ik steevast op jacht naar bloemen. Want die vond mijn moeder altijd mooi. En er werd ook altijd een vaas voor gezocht. Ook op de boot waar geen vazen waren. Meestal had ik ze veel te kort onder de bloem geplukt waardoor er nauwelijks steel aanzat. Een borrelglaasje voldeed dan prima als vaas. Kransjes maken van Madeliefjes was superleuk maar nog best moeilijk. Als je het gleufje te dicht op de onderkant maakte, dan scheurde het af. En dan kon je niet meer doen waarvoor je ‘m gemaakt had; op je hoofd zetten. Anderen maakten er wel eens een ketting van, maar ik vond een kransje op je hoofd het prachtigst.
Wat wel heel stom was, was dat sommige bloemen niet geplukt mochten worden. Die mooie Narcissen en vuurrode Tulpen in de tuin van onze buurvrouw bijvoorbeeld. Daar moest ik vanaf blijven. Dat vond ik heel stom. Want als ik die nou zou plukken, dan was ik toch klaar voor de verjaardag van mijn moeder? Maar ik was gehoorzaam en heb ze nooit aangeraakt. Wel altijd met een schuin oog naar blijven kijken. Ik betrap mezelf er nog wel eens op dat ik dat doe als iemand mooie bloemen in de tuin heeft staan.
Een huis of tuin zonder bloemen vind ik heel saai. Een paar planten maken veel goed, maar toch zijn het geen bloemen. Die van de bloemist zijn prachtig, maar wel een rib uit je lijf als je altijd bloemen in huis wil hebben. En dat wil ik. Als je pech hebt staan ze maar een paar dagen. Soms krijg ik wel eens een enorm gemengd boeket. Mijn lief moet dan altijd lachen. Die weet al wat ik daarmee ga doen. Want de kwaliteit van de bloemen in een gemengd boeket is nooit hetzelfde. De rozen zijn vaak snel ‘weg’ of laten hun kopjes hangen in plaats van open te gaan. Die vis ik er dan uit. Het boeket wordt steeds kleiner en ik verhuis het ook net zo makkelijk naar een steeds kleinere vaas. Een glazen vaas vind ik het mooist. Met heel helder water natuurlijk. Ook zo’n stomme tic. Want als je geen glazen vazen hebt, hoef je ook niet steeds het water te verversen. Nu blijf ik aan de gang. Maar ja, mijn oog hè, die wil dat. Want het uitzicht op een frisse ruiker in een glanzend schone vaas met kraakhelder water is zo rustgevend. Dus het enorme boeket eindigt altijd met een paar bloemen (soms maar drie) in een ieniemienie vaasje in de keuken. Maar dan heb ik er minstens twee weken plezier van gehad. Als er een kopje gebroken is gaat die bloem niet de groenbak in. Nee joh, je gaat toch niet zo’n mooie bloem weggooien?! Het kopje krijgt een heerlijk borrelglaasje om zo evengoed te laten zien wat ie waard is.
Op het veld waar wij de hond uitlaten staan ook altijd bloemen. Onkruid gewoon, maar in elk seizoen is er wel iets moois. Mijn lief wordt er gallisch van als ik weer kom aanzetten met een struik in mijn hand. Want het valt altijd uit en we hebben allebei hooikoorts. Geen goede combi met het geplukte spul. Maar die glanzende Boterbloemen kan ik gewoon niet voorbij lopen. In combinatie met andere groene steeltjes zorgt het altijd voor een mooi veldboeket. Na de zoveelste berg uitgevallen rotzooi op de kast heeft mijn lief geroepen dat het er niet meer inkomt. Weg met die bende. Nu heb ik een lief boeketje op de tuintafel gezet. Daar mag het uitvallen, de rotzooi waait vanzelf weg.
Kijken naar bloemen is gewoon leuk. En helemaal als ze gratis zijn en zo mooi staan. Je baalt dan ook veel minder als ze niet zolang blijven staan. Dan haal je weer nieuwe. Ben bang dat ik altijd zal blijven plukken. Dus mocht je over een paar jaar een stokoud wijf voorover gebukt zien staan in een weiland, veld of parkje, grote kans dat ik dat ben.