Ik vind het ontzettend mutsig om toe te geven, maar ik ben gek op de was. De rest van het huishouden moet nou eenmaal gebeuren, maar de was is fijn. Alleen al het feit dat je het in een apparaat kunt kieperen en dat het er schoon uitkomt. Hoe goed is dat! Ik kan me de verhalen van mijn oma nog herinneren; maandag wasdag. Dat arme mens was de hele dag bezig met een wasbord, een wringer (later, die was modern) en een bleekveldje. Waar je je lakens op kon leggen. Kun je je nu niet meer voorstellen toch?
Het is zelfs zo erg met mijn drang om te wassen, dat mijn lief mij ‘wasvrouwtje’ noemt. En dat klopt ook wel een beetje. Door de weeks als er gewerkt moet worden komt het er vaak niet van. Maar geef mij een vrije dag en het eerste wat ik doe als mijn ogen open zijn, de wasmachine aanzetten. Daarna kun je lekker rustig opstarten en als dat allemaal klaar is, is de wasmachine ook klaar. Het liefst was ik in de zomer. Want dan kan het buiten hangen en ligt het dezelfde avond weer schoon in de kast.
En daar gaat het dus eigenlijk om; alles schoon in de kast. Niets is irritanter dan wanneer je net bedacht hebt dat je een bepaald truitje aan wil trekken, het kreng nog in de was ligt. Dat kun je voorkomen door regelmatig te wassen. En op een mooie vrije zomerdag, kun je je hele wasmand leegwassen. Als je tijdig begint tenminste. In ons washok kieper ik de wasmand om en begin met sorteren. Er zijn bij ons maar een paar opties; zwart, wit, grijs of rood. Sommige wasmiddelen zijn voor ‘de bonte was’. Daar snap ik niets van. Kun je dan geel bij blauw gooien? Nee toch? Dan wordt het gele toch goor? Onze buurvrouw zei een keer dat ze mijn witte was altijd zo mooi wit vond. Ik bedankte haar voor het compliment maar daar hoef je niet veel moeite voor te doen hoor. Als je alleen maar wit bij elkaar wast, dan blijft het echt gewoon wit. Ik voel wel altijd, na afloop van een was, de trommel heel goed na of er niet een zwarte sok in is blijven zitten. Want dat zou funest zijn. Bij sommige mensen is de witte was grijs. Dat lijkt me rot. Maar ik snap wel hoe het komt. Gewoon andere kleuren erbij gooien. Een doodzonde bij ons thuis.
Het lekkerst is starten met het beddengoed. Mijn getrut dat ik zo kan genieten van een pas gewassen bed dat buiten te drogen heeft gehangen, is ook door ons kind overgenomen. ‘Lekker mam’ zegt hij steevast als hij tussen de frisgewassen lakens duikt. Een lekkere ruwe frisgewassen en buiten gedroogde handdoek is ook zo lekker. De droger wordt bij ons haast nooit gebruikt. We hebben ‘m wel, maar eigenlijk alleen voor noodgevallen. Als ik alles gewassen heb en het weerbericht blijkt niet te kloppen. Of als het ineens gaat regenen de rest van de dag, dan krijg ik het niet meer droog. Op ons rekje in het trapgat kan slechts één was hangen. Meer niet. Dus als ik er twee nat heb, dan wordt het de droger. Of die keer toen ons kind zo ziek was, dat hij bleef spugen. Op een gegeven moment waren we door zijn beddengoed heen. Toen moest ook de droger aan. Maar normaliter staat het ding werkeloos naast de wasmachine.
Ik hoor collega’s wel eens aan elkaar vragen; ‘Heb je nog iets leuks gedaan dit weekend?’ In gedachten moet ik dan altijd een beetje lachen. En ik hou mijn mond natuurlijk. Ik doe heus leuke dingen in het weekend. Maar meestal heb ik ook heel veel gewassen.