Ondanks dat ik er niet altijd super vrouwelijk uitzie en ook wel eens wat minder damesachtige taal uitkraam, voldoe ik toch wel aan een paar standaard eigenschappen die de meeste soortgenoten bezitten. Ik heb geen richtinggevoel en beleef geen plezier aan autorijden. Ik wil gewoon van A naar B zonder gezeur en het liefst gedachteloos. Dus vertrouwde routes zijn prima voor mij, zolang er geen files zijn. Als BOB rij ik altijd terug naar huis als we ergens geweest zijn, en dat mag vanuit heel Nederland zijn. Maar dat is omdat het makkelijk is; overal staan borden met Amsterdam erop. Dus thuiskomen lukt me altijd. Zodra de reis naar onbekende verre routes gaat richting overvolle knooppunten, tijdens de spits of met meer dan 30 afslagen, heb ik er al geen trek meer in. Dan laat ik me graag rijden. En dan vind ik het prima om tijdens de rit de lunchpakketten uit te serveren, de route in de gaten te houden en te bellen dat we iets later zijn, geen punt. Naar het buitenland rijden wil ik al helemaal niet. Gatver. Dat kan toch niet gedachteloos?!
Gelukkig bestaat er openbaar vervoer. Nou ja, gelukkig….. Ook daarin ben ik beter als de route vertrouwd is. Toen ik vroeger in Amsterdam op school zat was het geen enkel punt. Ik stond om 7 uur bij de bushalte. En in de bus kon je nog even verder tukken op weg naar het overstap- en eindstation; Amsterdam Centraal. Onderweg werd je wel steeds wakker omdat je hoofd tegen het raam bonkte. Dat je met je hoofd opzij zakt, dat merk je namelijk niet als je slaapt. Ik bedenk me ineens geschrokken dat mijn hoofd misschien ook wel eens op de schouder van mijn medereiziger naast me heeft gehangen. Ze vonden het vast niet erg, want ik ben nooit door iemand wakker geschud. In Amsterdam stapte ik over op tram 25 of 4, die me naar de RAI sukkelde waar mijn school stond. Ondanks dat ik lang onderweg was en vroeg op moest, vond ik die dagelijkse trip niet erg. Dom zitten en dom kijken. Dat kan ik gewoon heel goed. Lekker je gedachten laten dwalen in al het moois of lelijks om je heen.
Toen er afgelopen zomer een reünie was van diezelfde school in Amsterdam, bedacht ik me geen moment. Ik ging daarnaartoe. En naar het centrum van Amsterdam ga je natuurlijk met het openbaar vervoer. Het was wel een teleurstelling dat het vrolijk samenzijn niet in de school zelf werd gehouden, maar in ‘Vondel CS’. Weg gedachteloze tocht. Dat gebouw had ik wel eens gezien bij de finale van ‘Wie is de Mol’ maar geen idee hoe je daar kwam. Dat heb ik grondig bestudeerd voorafgaand aan het vertrek. Ik ben er inmiddels aan gewend dat ik word uitgelachen door mijn mede OV-reizigers omdat ik altijd een uitgeprinte versie van de route bij me heb. Met perronnummers, overstapplaatsen en aankomst- en vertrektijden. En datzelfde voor de terugreis. Zelfs voor zo’n flutreisje naar Amsterdam ja. Stel je voor dat je mobiel even geen bereik heeft of, erger, gejat wordt of kwijt is. Dan moet je ergens op terug kunnen vallen.
Toen ik uit de trein stapte in Amsterdam en de trap afdaalde richting tramhaltes, wist ik niet wat ik zag. Als je tien jaar ergens niet geweest bent veranderen dingen. In mijn schooltijd was er alleen een bloemenkiosk en een tijdschriftenzaakje. Aan de voorkant van het station was het gezellig druk, aan de achterkant was het duister en somber met junks en hoeren. Geen idee aan welke kant ik nu stond. Er was een heel winkelcentrum verrezen. Omdat er op mijn A-4tje stond dat ik de tram over vier minuten moest hebben, moest ik afwijken van mijn gedachteloze reis. Balend dat ik geen tijd had om te winkelen zocht ik koortsachtig naar borden die me richting voorzijde wezen. Niets leek meer op dat overzichtelijke station van toen. Paniek om niks zoals altijd, want ik kwam er gewoon. Zoals ik ook gewoon aankwam in Vondel CS. Goed opgelet natuurlijk dat je wel aan de juiste kant van de tramhalte gaat staan, want anders beland je zomaar kansloos in bijvoorbeeld Buitenveldert. Alles was gelukt. Prachtig gebouw dat Vondel CS. Jammer dat ik niemand kende. Of niemand herkende, dat kan ook. Dat iedereen elkaar dieper in de ogen keek dan anders, was een gekke gewaarwording. Iedereen zocht herkenning. Mensen kijken is leuk. Een prachtige mix van buikige vijftigers met wanstaltige brillen en versleten hippies met woeste haren en afgetrapte cowboylaarzen wisselden elkaar af. Je kon aan het uiterlijk van de aanwezigen zien wie er doorgegaan was in ‘het vak’ en wie niet. De creatieve geesten pikte je er zo uit. Gelukkig waren er wat foto’s opgehangen, zodat je toch de sfeer van school kon opsnuiven. Zo jammer dat je niet echt in de school van toen kon rondlopen. Ik heb het die avond niet laat gemaakt. Na de speurtocht op Amsterdam Centraal naar de bushaltes, viel ik in de volgende verbazing. Dit moest de achterkant van het station zijn. Fris, ruim en overzichtelijk. De standplaatsen van mijn briefje kwamen gelukkig overeen met deze voor mij nieuwe werkelijkheid. Het weerzien met klasgenoten waar ik zo naar uitgekeken had, is geëindigd in een hilarische herinnering aan mijn stuntelige openbaar vervoertripje.
Zo zijn we ook eens per trein naar Tsjechië gereisd. Met mijn moeder en mijn lief. Mijn oom en tante hadden daar een vakantiehuis en vonden het leuk als we kwamen. Dat we er per trein naartoe konden leek ons super relaxed. Met zes A4-tjes aan route in onze zak moest het lukken. Het moet ergens tussen Dresden en Praag geweest zijn waar we laat in de avond overstapten in een krakerig wagonnetje dat zo uit een historische filmset weg geboemeld was. Ademloos keken we om ons heen. Binnen, want buiten was het te donker. De adem werd ons ontnomen door de ranzige lucht die niet te ontwijken was. Het was dat we met z’n drieën waren, anders had het me dun door de broek gelopen. Gek is dat toch, dat je je als volwassene een soort bang kind kunt voelen. De plaatselijke medereizigers keken stoïcijns voor zich uit. Voor hen was deze kleurloze treurnis doodnormaal. Naast mijn moeder ging een gezet mannetje zitten die uitvoerig in zijn portemonnee begon te zoeken. Zo onopvallend mogelijk maar schaamteloos sloeg ik hem gade. In films heb je wel eens een enorme klap om een schrikeffect te bewerkstelligen. Dat moment had ik die avond in dat wagonnetje toen ik in de portemonnee van die man een foto van Adolf Hitler zag zitten. Zo groot als een ansichtkaart. Met bonzend hart en uitpuilende ogen van schrik keek ik mijn moeder aan. Toen haar blik die van mij ving, rolde ik mijn ogen richting de foto. Toen het mannetje even wegkeek, keek mijn moeder discreet naar de plek die ik met mijn ogen had aangewezen. Om binnen een halve seconde naar me terug te kijken met dezelfde uitpuilende ogen. Gatverdamme, waar waren we in beland? Wie was deze engerd? Was hij een aanbidder? Of erger; familie van Adolf? Mijn lief was het allemaal ontgaan en kletste gezellig door over andere dingen. Ik kan me geen keer herinneren dat ik zó blij was dat ik ergens weg mocht.
De meest hilarische herinneringen aan reizen heb ik wel met Natas. Natasja (zo heet ze eigenlijk) was een van mijn lievelingscollega’s met wie ik regelmatig op pad moest. Zij is een betere versie van mij. Zij vindt autorijden namelijk helemaal niet erg. Maar ze heeft even veel richtinggevoel als ik. Om haar een plezier te doen gingen we wel eens met een auto van de zaak. Maar als je veel bij te kletsen hebt, is dat niet te combineren met de weg zoeken. We reden dus altijd verkeerd. Net toen we ons bloedig hadden voorgenomen om nu écht goed op te letten, kregen we een tip van collega Suus. Gingen we richting Den Helder? Dan moesten we bij Wognum eraf. Opgetogen hielden we deze in gedachten. Zo heerlijk om hulp te krijgen van iemand die ergens vaker geweest is. Maar toen we er bij Wognum af gingen, stonden nergens meer borden met Den Helder. Wel aanwijzingen naar Enkhuizen, maar eh, da’s toch ergens anders? Wat hebben ze gelachen op kantoor. Natuurlijk waren wij als twee richtingloze dozen met elk willekeurig kluitje het riet in te sturen. Dat ging ons niet meer gebeuren!
De eerstvolgende keer dat wij op pad moesten namen we de trein. Natas appte mij meestal 2 minuten voor de trein vertrok met de vraag waar ik was, terwijl ik al een kwartier bloedig met mijn A4-tje in de hand naar haar op zoek was op het verkeerde perron. Wel had ze dan lekkere koffie to go gehaald waardoor het nog meer voelde als een dagje uit. Gelukkig zitten er dekseltjes op die bekers, waarschijnlijk speciaal voor treinspringers als wij. Niet omdat we een doodswens hadden maar omdat we anders klem kwamen te zitten tussen de deur of de trein zouden missen. Als we opgelucht neerploften en het leven doornamen, was het eerste leed geleden. We zaten erin. ‘Tannie, kijk jij eens even op die brief van je, hoe laat we aan komen?’ vroeg ze, waarna ik haar gerust stelde. Het blinde vertrouwen in elkaar gaf rust. Helaas tijdens treinreizen altijd van korte duur want het ging weer mis. We waren in de verkeerde trein gesprongen. Deze ging drie minuten eerder als die we hadden moeten hebben. Deze gaat niet naar Alkmaar. Paniek, eruit, mijn route klopt niet meer, snel overstappen en met onze tong op de schoenen te laat aan komen op de instructiedag. Ondertussen had onze baas al gebeld om te vragen waar we waren, omdat de instructeur al had gebeld om te vragen waar we bleven. Toen we snakkend naar meer koffie (en een toilet) onder het maken van oprechte excuses, binnenvielen in het klasje, kregen we een zure blik van een medecursist. Ik begreep het wel. Ik vind het ook altijd super irritant als mensen te laat binnenvallen. Maar ik schaamde me niet. We waren op tijd weggegaan, het was alleen mislukt. Zoals onze treinreizen altijd mislukten. Verder verstoorden we de les niet, we waren leergierig, vriendelijk en behulpzaam. Kon die zure nog wat van leren. Hilarische was wel dat we deze zure nog vaker tegenkwamen tijdens andere bijeenkomsten en ze dan nog net zo akelig deed als die eerste keer. Ik vond dat enorm grappig. En moest lachen om Natas, omdat zij het stom vond dat die mevrouw nog steeds boos was. (Of misschien altijd wel, sommige vrouwen hebben dat). Inmiddels werkt Natas ergens anders. Ze kan niet meer lopend naar het werk. Ik hoop maar dat haar autootje haar niet in de steek laat. Voor mensen als Natas, en mijzelf, is het beter om op loopafstand te werken. Fietsen lukt ook nog.
Misschien moet ik wat vaker het openbaar vervoer nemen, dan kan ik ook lachen om medereizigers met uitgeprinte routes op A4-tjes. Nu ik dit verhaal aan mijn lief laat lezen word ik meedogenloos uit mijn droom geholpen. ‘Niemand gaat op pad met A-4-tjes Tan, dat doe jij alleen!’