Het was oorlog in 1942, toen mijn oma Co in verwachting was. Ze heette eigenlijk Jacoba maar zo noemde niemand haar. Toen mijn vader eind november dat jaar gezond ter wereld kwam, huilde oma Co omdat het een jongen was. De wetenschap dat hij later ook zou moeten vechten als er oorlog was, was levensgroot aanwezig. En de oorlog had er ook in Nederland goed ingehakt. Mijn opa en oma hadden nauwelijks te eten en moesten de eindjes aan elkaar knopen. Opa deed er alles aan, om ondanks zijn zware reuma, de kost te verdienen voor zijn gezin. Ik denk mede omdat hij bij een meubelstoffeerderij werkte, hij op een dag thuis kwam met een stoeltje. Een cadeau voor zijn vrouw, waarin ze de pasgeboren baby kon voeden. Het was een mooi klassiek model van blank eiken hout met ronde leuningen en gestoffeerde rug en zitting.
Niet alleen omdat hij mooi was maar ook omdat het een cadeau was van opa, zorgde ervoor dat oma het stoeltje altijd bij zich heeft gehouden. Bij elke verhuizing ging het mee en door de jaren heen is er regelmatig een ander stofje op gekomen. Ook de kleur van het hout is wel eens gewisseld. Mijn opa beheerste niet alleen het stoffeerdersvak, ook mijn vader draaide zijn hand niet om voor het vervangen van de stof van een meubelstuk. Doodnormaal vond ik dat in die tijd, ik wist niet beter.
In het verzorgingshuis, het laatste adres waar oma woonde, konden lang niet alle meubeltjes uit haar vorige huis een plek krijgen. Na het overlijden van opa en de drie verhuizingen daarna, is er veel noodgedwongen weggegaan. Maar nooit het witte stoeltje met de korenblauwe bekleding. En altijd als iemand erin ging zitten zei oma trots; ‘die heb ik van papa (zo noemde ze opa soms) gekregen toen Leo werd geboren, daar heb ik hem in gevoed’. Ik vond het een mooi verhaal en als het stoeltje ooit afgedankt moest worden, dan wilde ik het hebben. Maar omdat ik niet inhalig wilde lijken, heb ik dat nooit uitgesproken.
Toen oma overleden was en de laatste spulletjes uit haar huisje moesten, miste ik het stoeltje. Mijn tante had het meegenomen voor mijn oudste nicht. Ik was teleurgesteld dat ik hem niet kon meenemen, maar opgelucht dat hij in de familie bleef. Zo was het goed. Totdat maanden later bleek dat mijn nicht eigenlijk geen plannen had met het stoeltje, werd het door mijn oom en tante bij ons thuis gebracht. Ik voelde me de koning te rijk met dit dierbare stukje familiegeschiedenis en dat hij voor geen meter paste in ons interieur, interesseerde me niets. Ook niet dat de witte vergeelde verf, op veel plekken beschadigd was. De korenblauwe stof was er door de jaren heen ook niet frisser op geworden maar alleen al de kleur, liet mij weg zwijmelen in de herinnering aan mijn oma Co. Heldere primaire kleuren zoals felrood en hardblauw, daar hield ze van. Het maakte haar interieur stoer en modern, heel anders dan bij andere mensen van haar leeftijd. Maar als wij iets wilden met dit stoeltje, dan moest er eerst het een en ander aan gebeuren besloten we.
Mijn vader bood aan om het opnieuw te stofferen. Dat was superlief aangeboden, maar zijn ideeën waren anders dan die van ons. Alleen een andere bekleding zou er niet voor zorgen dat de inhoud van de zitting minder stoffig werd. Want nadat mijn lief de oude stof verwijderd had, bleek de zitting, ingezakt en nog te bestaan uit veren en singles, jutte en Crin (een grassoort uit India, voorloper van schuimrubber). De klus viel pittig tegen. Na het afbranden van de vele lagen verf, kwam er prachtig blank eikenhout tevoorschijn waar de familie houtworm zich goed in genesteld had. Het stoeltje was zó vaak opnieuw gestoffeerd, dat het één grote verzameling aan gaten was geworden. Dit werd pijnlijk zichtbaar na het verwijderen van de honderden spijkertjes waar destijds de bekleding mee vastgezet werd. Dus omdat het opknappen veel meer werk zou worden dan gedacht, is het stoeltje voor langere tijd in de schuur blijven staan. Ik vond het enorm lastig om mijn vader te passeren. Maar wij wilden geen spijkers meer in het hout en liever een stof die je kon afritsen en eens in de was kon gooien.
Omdat mijn lief gelukkig doortastender is dan ikzelf, moest er toch een keer wat besloten worden met het stoeltje. Waarom wilde ik hem anders zo graag, om in de schuur te laten staan? Er werd geschuurd en geplamuurd en stukjes hout vervangen. Een verfkleur uitgezocht en geschilderd. Vervolgens weer opnieuw in een andere kleur, omdat het minder mooi werd dan gedacht. Ondanks dat ik dit vakwerk aan mijn lief overliet, vond ik het lastige keuzes. Het stoeltje moest weer mooi worden. Moderner, maar wel in de geest van oma. We zochten naar een compromis.
Toen het schilderwerk klaar was gingen we ermee naar een supermooie eigentijdse meubelstoffeerderij. We lieten foto’s zien van hoe het stoeltje was. En gaven aan dat we een nieuwe rugleuning wilden en een nieuwe zitting. Twee losse delen met afritsbare bekleding. We zochten naar de mooiste stof. ‘Wat zou oma gekozen hebben?’, dacht ik steeds. Ik wilde er vrolijk van worden. En dat werd ik van een van de stalenboeken met zoveel keus en geweldige kleuren. Helderblauw gecombineerd met gebroken wit en zachtgrijs met spijkerbroekenblauw. Gelijke en ongelijke strepen in verschillende tinten. Deze moest het worden. Oma’s kleuren maar dan passend in ons interieur.
Wij zijn nu alweer een paar jaar de trotse bezitters van het stoeltje van oma Co. In het grijs geschilderde houten frame, zitten heerlijk fris en vrolijk gestreepte kussens. Uiteindelijk heeft hij een prominente plek in onze slaapkamer. Misschien moet hij nog een keer in een wat lichtere tint geschilderd worden, er zitten toch hier en daar weer wat beschadigingen op. Maar ik ben nog steeds zo blij met het stoeltje waarin mijn vader bijna 80 jaar geleden gevoed is.