Alledaags

Snor

Ons kind was nog maar een ukkepukkie toen hij zei; ‘ik hoop dat ik later ook een snor krijg’. Dat vond ik zo’n geweldig hilarische opmerking. Hij meende het ook echt. Regelmatig kwam er een opmerking uit zijn peutermond waaruit bleek dat hij groot wilde zijn. Soms dacht ik dat dat kwam omdat hij graag naar school wilde, zo graag wilde leren fietsen of scooter rijden. Maar nee, de enige reden was de snor. 

Maar ja, als je vier bent, moet je nog heel lang wachten.  Dus om het leed wat te verzachten kreeg meneertje Koekepeer van ons een opplaksnor. Het mooiste cadeau ooit, vond hij. Hij werd direct op zijn bovenlipje geplakt. Maar ja, tijdens het eten en drinken werd dat ding natuurlijk nat en liet los. Na een paar keer op en af doen plakte hij niet meer en was hij weer verdrietig.

We kochten een kaart vol snorren. Ons kind was weer gelukkig. Er was een dun zwart Italiaans modelletje bij en een grote dikke Bromsnor, een olijke oranje en een sierlijke bruine. Het maakte ons kind niet veel uit, als hij hem maar op kon houden. Soms waren er dikke tranen omdat de snor te goed plakte. Als ie eraf moest werd zijn bovenlip pijnlijk rood en bleef er een opgezwollen streep over. Het lukte niet altijd om mijn lachen in te houden op die momenten.

Als de snorkaarten leeg waren, had meneer zelf iets uitgeknipt uit gekleurd papier en met plakband aan zijn lip bevestigd. Ik vond laatst nog een foto waarbij er een bijbehorend, driehoekig sikje was uitgeknipt en op zijn kin geplakt. Doodserieus werd er dan gespeeld alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Op de vele kinderfoto’s die we hebben, zijn er tientallen met snor. Ik blijf ze fantastisch vinden. Maar nu is hij groot en plakt nooit meer een snor. Soms, als ik hem heel trots wil maken, zeg ik; ‘hee, ga eens in het licht staan, het lijken wel donshaartjes op je bovenlip!’ Dan weet hij niet hoe snel hij naar de spiegel moet rennen om te checken of het klopt.

Hij is bijna vijftien en hij weet niet dat ik dit schrijf. Gelukkig maar, want dat vind hij natuurlijk niet stoer. Maar met een kind van bijna 15 heb je wel leuke gesprekken. Vaak over school, cijfers of huiswerk maar soms ook over de ontstane lichaamsbeharing. Natuurlijk zijn ook minder leuke gesprekken maar die vertel ik hier niet. De keren dat ik woest op hem ben en sta te schreeuwen, die laat ik weg. Een goede moeder schreeuwt toch niet naar haar kind. Bij ons is wel altijd alles bespreekbaar en komt de hele boel altijd over tafel. Geen onderwerp wordt geschuwd en we voelen ons vrij om vooral te vertellen wat ons bezig houdt. Meestal onder het eten inderdaad, want dat is het moment dat we even tijd hebben voor elkaar. Wij eten dan ook het liefst aan tafel en de mobieltjes aan de kant. Maar af en toe met je bord onder je kin, voor de tv, je eten naar binnen schuiven, is ook heerlijk. Maar dan komt er van kletsen niet zoveel.

Afgelopen week zei onze bijna 15-jarige; ‘Mam, ik heb wat stoms gedaan. Ik voelde haartjes op mijn lip en toen heb ik ze weggeschoren. Dan gaat het sneller groeien toch? Maar ik denk dat ik het niet helemaal goed gedaan heb. Nu is de onderkant eraf maar aan de bovenkant zit het nog. Het kriebelt en het wappert tegen mijn neus!’ Wat een heerlijk gesprek. Gelukkig houdt hij niet van lezen, dus de kans is klein dat hij dit hier terug ziet.

We lopen een paar jaar achter met het maken van onze digitale fotoalbums. Maar dit verhaal kan misschien wel bij de besnorde foto’s geplakt worden. Ik hoop dat hij, als hij nog wat ouder is, hard kan lachen om zijn jarenlange snorwens. En ik kan niet wachten om de echte snor te bewonderen. Voorlopig is het nu half afgeschoren in de hoop op meer. Het wapperende deel is mij nog niet opgevallen.