Het stalen frame van de loods in onze achtertuin is 10×15 meter en in 1985 (na een verleende bouwvergunning) kundig in elkaar gelast. De bewoners van het huizenblok erachter zagen een enorm gevaarte verrijzen. Met popnagels werden de veelal gedeukte panelen aan elkaar geknutseld en vastgezet. Ongetwijfeld om de kosten te drukken geschiedde de afwerking namelijk zoveel mogelijk met tweedehands materialen. De panelen waren niet alleen allemaal anders van formaat, ook hadden ze allemaal verschillende kleuren. Mijn bonusschoonvader vond dit totaal onbelangrijk. Hij had een grote schuur/opslag nodig dus functionaliteit was belangrijker dan uitstraling. Af en toe reed hij naar de Chios en kocht een vijfliterblik groene verf om erop te smeren. Als dat leeg was werd het volgende blik gekocht, meestal net een tint donkerder of lichter.
Maar verf op gladde platen blijft niet zo lekker zitten, zeker niet door de jaren heen. Schuren was te veel werk dus zo nu en dan werd een deel overgeschilderd wanneer het echt niet meer om aan te zien was. Toen hij de loodzware schuifdeur niet meer in beweging kon krijgen, heeft hij deze vervangen door een witte (!) elektrische overheaddeur. Nou ja vervangen, de schuifdeur is opzij geschoven en blijven hangen. Het schilderwerk was inmiddels weggezakt naar prioriteit nul.
Toen wij op deze plek kwamen wonen informeerden de buren hoopvol of we de loods gingen slopen. In plaats daarvan hebben we het toen overal lekkende dak laten vervangen. Het was al eens provisorisch gerepareerd omdat na een storm de lichtplaten los vlogen. Het schilderwerk bladderde aan alle kanten vrolijk in het rond. De houten binnendeur die dienst deed als buitendeur van de loods viel van ellende uit elkaar. Uit nostalgisch oogpunt vervingen wij deze voor de hardhouten voordeur van het inmiddels gesloopte huisje van mijn bonusschoonvader. Toen hij wist dat hij niet meer beter zou worden moesten wij nog met hem mee naar de timmerfabriek waar hij het ding (toen al) dertig jaar geleden gekocht had, maar volgens hem nooit betaald zou hebben. Beduusd pakte de firma zijn vijftienhonderd gulden aan, ze konden het zich niet meer herinneren.
Inmiddels wonen wij alweer twintig jaar op deze plek en de loods werd steeds slechter. Om de stalen spanten was een houten frame getimmerd waaraan de metalen platen ooit zijn bevestigd. De zware houten staanders (baddingen) droegen de roldeur en loopdeurtje. Maar het erf verzakte en door hoogteverschillen stond dit houtwerk regelmatig in een plas water. Inmiddels was alles doorgerot en hielden wij bij elke storm of zware sneeuwval ons hart vast. Hoe lang bleef deze constructie nog overeind? Opknappen bleek net zo duur als nieuwbouw dus dat laatste moest het worden. Dat de hele exercitie twee jaar zou duren wisten we gelukkig nog niet.
Bouwers die ook slopen zijn onbetaalbaar, slopers bouwen niet en sommige van de bedrijven aan wie we een offerte vroegen lieten nooit meer iets van zich horen. Het was om gek van te worden. Mijn lief had er slapeloze nachten van en piekerde zich suf hoe dit te organiseren. Na ongeveer anderhalf jaar hadden we een bouwer die een redelijk tarief regelde en een sloper van Marktplaats. Dat was wel spannend. Want die bouwer had aantoonbare ervaring maar de sloper, daar wisten we niets van.
Hij bleek negentien, de opgewekte blonde snuiter die zich aan mijn lief voorstelde. Dat leeftijd niets hoeft te zeggen bleek toen hij de situatie in zich opnam. Hij zag direct hoe de vork in de verouderde steel zat en aan zijn gespreksstof hoorden we dat hij kennis van zaken had. Hij had wel vaker een loods neergehaald en zou een offerte maken. Een paar dagen later belde hij en hoorde ik mijn lief zeggen: ‘hoeveel?!’ De moed zonk me in de schoenen bij de gedachte aan weer een afvallende partij. Niets bleek minder waar, hij had een scherpe prijs gemaakt.
Hij verwachtte genoeg te hebben aan een kleine houtcontainer en een grote voor metaal. Er hoefde geen hoogwerker gehuurd te worden, hij zou zelf een steiger en gereedschap meenemen als het zover was. Voordat het zover was heeft mijn lief hem volgens mij nog zeker twee keer gebeld, hij kwam toch wel? Het isolatiemateriaal zouden we zelf afvoeren, fijn, dat scheelde weer een bak.
Voordat de sloop kon beginnen moest de loods leeg, een verschrikkelijke klus die we zo lang mogelijk uitstelden. Eerst zijn we al verschillende keren naar de gemeentereiniging geweest om spullen weg te gooien. Andere dingen gingen op Marktplaats maar wat bleef er nog veel over. De hele berging werd vol gezet met spullen die niet nat mochten worden. Je kon er je kont niet meer keren zo vol. Een ander deel ging onder de veranda en de spullen die we echt even niet nodig hadden onder een enorm zeil in een hoek van de tuin. Onze boot lag gelukkig in de haven, de trailer kon buiten staan en het kloofapparaat was uitgeleend, lekker!
Ons kind hielp mokkend meesjouwen in ongeveer het heetste weekend van het jaar. Kwaad vroeg hij waarom we dit uitgerekend nu deden. Grappig hoe pubers alleen oog hebben voor hun eigen wereld. Onze plannen en acties gingen totaal langs hem heen. Toen echt alles leeg was keek mijn lief in het rond en bedacht zich dat alle stroomkabels, stopcontacten en stekkerdozen best opnieuw gebruikt konden worden na de nieuwbouw. Een complete dag zijn we bezig geweest om alles netjes los te maken, af te soppen, op te rollen en in te pakken. Het enige stroompunt dat toen nog over bleef bleek volgens de bouwtekening precies voor de nieuwe ingang te komen. Uitgraven en verplaatsen dus.
Een paar dagen voor de sloop arriveerde de houtcontainer en werd in de tuin gezet. De metaalcontainer bleek van formaat flatgebouw te zijn en werd voor de ramen van de buren gepositioneerd, ze hebben een week in donker gezeten. De sloper kwam op de afgesproken dag met een maatje. Zelf bleek hij adhd te hebben en zijn partner zag eruit alsof hij op het punt stond om uit te gaan. Het kon ons niet veel schelen, als ze maar deden wat we hadden afgesproken. En dat gebeurde. De eerste dag al was het complete dak en overheaddeur verwijderd en lagen er vier enorme bergen steenwollen isolatieplaten. Natuurlijk sjouwden we mee om het metaal in de container voor het huis te krijgen.
Op dag twee zou het later op de dag gaan regenen. Als het isolatiemateriaal bleef liggen, zou het zich volzuigen met water en niet meer te tillen zijn. Het moest weg. Als we vier platen oprolden, paste dit precies in één vuilniszak. Omdat steenwol in je huid kruipt als naaldjes, had ik handschoenen aan, een lange broek en een regenjas met elastiek om mijn polsen. Alles om mijn huid maar te beschermen. Maar wat was het veel. Halverwege de middag ging mijn moeder nog vuilniszakken bij kopen. Aan het eind van de dag lagen er vijfenzestig opgestapelde zakken en had ik overal jeuk. Het elastiek bleef natuurlijk niet zitten en de niet-ademende jas had ervoor gezorgd dat ik zeiknat was van het zweet. Na nog een paar rondjes over het erf en na oprapen van al het rondgevlogen materiaal kwamen er nog tien zakken bij. Het hout waarmee het isolatiemateriaal had vastgezeten gooiden we alvast in de container, dan had de sloper morgen minder werk. Op dag drie gingen alle platen rondom eraf.
De laatste dag was aangebroken en alleen het stalen frame stond nog. Dat er zoveel hout omheen getimmerd was, hadden we allemaal vooraf niet voorzien. De houtcontainer was bij lange na niet toereikend. Er lag een enorme berg naast die er niet meer in kon. Wat gingen we doen? Voor een paar honderd euro nog een bak laten komen of zelf aan de bak. Natuurlijk kozen we weer voor het laatste. Het neerhalen van het geraamte was nog even spannend. Alle tussendelen waren al weggeslepen waardoor er alleen nog staanders stonden. Godzijdank waren er toen al touwen aan de voorkant bevestigd, want het hele gevaarte helde dreigend achterover. Als mijn lief niet ineens heel hard ‘trekken, trekken, trekken!’ geschreeuwd had, was de hele handel in de tuin van de achterburen gevallen. Op het laatste moment trok iedereen aan de touwen en viel de constructie voorover onze tuin in. Hij was plat. Nu alles nog weg.
Het opruimen van de metalen constructie was een hel. De hoekige delen waren loodzwaar, alles zat nog aan elkaar in meterslange delen en moest worden losgeslepen. Inmiddels was het gaan regenen en elke keer viel daardoor de stroom uit van de slijptol. Onze sloper ging onvermoeibaar door. Het hulpje was vooral bezig met zijn mobiel en kapsel waardoor ik mij genoodzaakt voelde om tot actie over te gaan. ‘Pak jij dit deel, dan hou ik hem hier vast. Of was je net met iets anders bezig?’ vroeg ik hem. De metaalbak was inmiddels tot twee meter hoogte vol dus als je eindelijk een deel daarheen gesjouwd had, moest je nog tot ver boven je hoofd reiken. Waar mijn lief en ik altijd een geoliede machine zijn in samenwerking, zo onhandig was hij. Zonder melding veranderde hij van koers, draaide hij zich om of liet bijna een deel vallen. Het resulteerde erin dat ik volledig met hem ben gaan opruimen en elke keer moest corrigeren als iets dreigde te vallen. Het hoosde inmiddels en daardoor gingen we als een trein. Ik was kapot, alles deed me zeer en pas tegen acht uur die avond zijn we gestopt. Noodgedwongen vooral omdat het werken met stroom te gevaarlijk was.
De dagen erna moest het puinruimen door. Binnenkort zou de bouw beginnen en dan moest er wel ruimte zijn. Ook hadden we maar twee weken vakantie dus nu nog tijd. De regen was die nacht lekker doorgegaan en had kraters geslagen in de loods vloer. Nog een klus erbij want je wil niet dat je je verstapt of je bouwers gewond raken. Om de enorme berg hout weg te werken had de sloper heel lief zijn elektrische zaag achtergelaten. Mijn god wat was dat kreng zwaar. Dat was me niet opgevallen toen hij ermee aan het werk was. Een hele middag hebben we nog nodig gehad om drie vrachten hout te zagen en per aanhanger naar de stort te brengen.
Toen mijn lief moest werken dacht ik een slimme list bedacht te hebben. Die vijfenzeventig zakken moesten nog weggebracht worden maar om de hoek is een ondergrondse vuilcontainer. Officieel mag het er niet in (houtwol) maar alle buren waren weg dus wie zou er erg in hebben? Met vier zakken liep ik erheen en propte de eerste in het draaisysteem. Na sluiten en weer openen zat hij er nog net zo strak in, hij viel niet naar beneden! Truc mislukt en mismoedig sjouwde ik de zakken weer naar huis.
Ineens was de zomer weer terug en begonnen we aan de vijfenzeventig zakken. Per rit gingen er ongeveer tien in de kofferbak en twintig in de aanhanger, gatver, dat zou weer drie keer rijden zijn. Tijdens het dumpen op het afvalbordes belde ons kind: of hij naar het strand kon? Een neefje appte of we misschien een oude fiets te leen hadden? Mijn zwager belde met mijn lief of ze nog een paar bestanden kon doormailen. Moest iedereen ons hebben vandaag? Iedereen doet leuke dingen behalve wij.
Toen alle zakken weg waren lagen er nog bergen met lichtplaten van het dak van de loods. Dat was een soort kunststof dat niet in de houtbak mocht en niet in de metaalbak. Pfffffff, weer zagen, weer twee keer naar de stort. Toen nog minstens een dag vegen en rapen van schroeven, spijkers, houtsnippers en plukken weggewaaid isolatiemateriaal. Het weekend erop nog naar de oudijzerboer, want er lag nog een metalen heather, kilo’s schroeven en eindelijk dankten we ook de bietenmolen af. Weer sjouwen, mijn linkerarm protesteerde hevig. We gokten op driehonderd kilo wat uiteindelijk honderdtachtig bleek te zijn. De opbrengst? Zesendertig euries en een tape om mijn hand. Overbelast volgens de fysio.
Maar onze eerste mijlpaal was een feit: de loods was gesloopt en volledig afgevoerd. Een zee van ruimte waar het ding eens gestaan had was een wonderlijke aanblik. Gek genoeg emotioneerde me het niet. Hoe moeilijk ik eerder afstand kon doen van dingen van mijn bonusschoonvader, hoe blij waren we nu. De bouw kon eindelijk beginnen!