Alledaags

Puberkamer

Als ik een stapel schoon wasgoed wegleg in de slaapkamer van ons kind kijk ik om me heen. Het is er om te janken. Voordat ons apie geboren werd maakten we het kamertje mooi. Zonder te weten dat het een jongetje zou worden, kozen we de kleur lavendelblauw voor op de muren. Want dat was zo helder in combinatie met de witte kozijnen en meubeltjes. Er lag een warm wit kleed op de grond en je rook er de geur van Zwitsal. Er waren zachte knuffels, een muziekdoosje met bewegende lieveheersbeestjes en kledinghaakjes in de vorm van diertjes. Het was er fijn, ik kwam graag in dit kamertje.

Maar nu breek je je nek over openstaande tassen met uitpuilende inhoud. Pubers hebben veel tassen. In zijn boekentas zie ik nog een halfleeg gedronken drinkfles en een broodtrommel waar nog een snee brood in zit. Ik mag hopen dat dit niet van gister is. We hebben slechts 387x gezegd dat deze spullen dagelijks naar beneden moeten, richting vaatwasser. Maar om de één of andere reden blijft deze instructie nog steeds niet hangen. De gebruikte gymtas ziet er gelukkig wel leeggemaakt uit.

Het bureau is het ergst. Een bonte verzameling met alles wat een puber dagelijks gebruikt ligt hierop uitgespreid, alsof iemand drie maanden geleden een doos heeft leeggegooid. Onderop de chaos ligt een opengeslagen wiskundeboek met ezelsoren en opgekrulde hoeken. Het kaftpapier zit er nog maar twee maanden om maar lijkt uit de prehistorie. Er bovenop ligt een gamekoptelefoon die kapot is. Het schuimrubberen microfoontje ligt verderop. Dat dit ding stuk is snap ik, hij is intensief gebruikt. Het wiskundeboek is volgens mij, aan de scores in Magister te zien, alleen intensief vervoerd. Verder lege snoepzakjes, potloden zonder punt, een afstandsbediening, een bus Axe deodorant, een liniaal, muismat, snippers, een leeg telefoonhoesje, schriften en verfrommelde schoolopdrachten waarvan ik hoop dat er niets meer mee hoeft. Ik zie ook twee zwarte sokken waaraan ik niet ga ruiken en veel stof. Hier en daar ook wat klevende druppels omdat er gemorst is met frisdrank.

De prullenbak die naast het bureau staat is vol. Als je erin kijkt krijg je de slappe lach en weet je meteen waar de inhoud van de voorraad- en koelkast is gebleven. Lege drinkflesjes (in elkaar geknepen natuurlijk, want dat maakt zo’n lollig geluid), nog meer snoeppapier, een lege Pringles bus, een prop van iets waarvan ik vermoed dat het huiswerk was, een lege doos Autodrop en nog meer snoeppapier. Best decadent eigenlijk allemaal. Of ben ik stiekem jaloers, omdat ik had gewild dat ik het allemaal tot me had kunnen nemen? Het meeste heb ik namelijk wel zelf gekocht. Sommige verpakkingen herken ik niet. Die zijn vast in een tussenuur bij de plaatselijke Appie gescoord met een paar matties.

Rondom het niet opgemaakte bed ligt de inhoud van de kickboks tas. Scheenbeschermers, handbandages (die ik nog moet repareren) en de bokshandschoenen. Ook hier tussendoor weer allerlei A4tjes met schoolopdrachten erop. Ik kijk er niet naar en laat ze liggen. Veel te bang dat er iets mee had gemoeten en dat die datum nu verstreken is. Ik weet zeker dat er onder het bed nog een kledingstuk ligt. Meestal komt dat tevoorschijn als net alle was gewassen is.

Zijn gedrag is zo anders dan dat van ons. Maar het is ook heel herkenbaar, want toen ik 14 was, was ik ook zo. Ook mijn slaapkamer was regelmatig een zwijnenstal. Ook ik sliep het liefst een gat in de dag. Ook ik werd regelmatig naar mijn kamer gestuurd om ‘m eens flink uit te mesten. Eerder ging mijn moeder er niet schoonmaken. Ook ik heb wel eens al mijn kleren die over mijn stoel hingen in de was gegooid zodat ik er dan vanaf was en ik daarna weer keurig gewassen en gevouwen stapeltjes terugkreeg van mijn moeder. Maar toen onze bink laatst schone was in de was had gegooid (omdat het in het stof onder zijn bed lag) was ik boos. En toch is het, ondanks dit alles, een lieverd. Als hij de vaatwasser aan het uitruimen is zegt hij ineens; ‘Mam, ik heb een idee. Ik moest toch een opstel schrijven in het Engels? Nou, jij bent gek op schrijven, als jij dat nou doet, dan hebben we een win-winsituatie!’ We lachen er samen hard om. Ik vraag aan ‘m of ie zo even zijn kamer wil opruimen en schoonmaken, omdat ik het ‘een beetje een rommel vindt’. En of hij ook even wil kijken of zijn tassen goed leeg zijn. Ik zeg er natuurlijk niet bij dat ik al die ellende al gezien heb. Hij is druk met zijn mobiel. Zonder te sputteren is het antwoord; ‘Oké!’. Voor het Engelse opstel heb ik mijn steentje bijgedragen door mijn laptop beschikbaar te stellen. Het cijfer komt nog, maar ik heb vertrouwen.