Alledaags

Kachel

Het is een gewone dag als mijn lief en ik geritsel horen in de woonkamer. Is het wel geritsel? En komt het wel uit de woonkamer? Hoor jij het ook? Met gespitste oren sluipen we door het huis als het natuurlijk net weer even stil is. Ja, daar is het weer! Het geluid klinkt bij de houtkachel. Beter gezegd, bovenaan de pijp van de houtkachel. Er zal toch geen vogel in zitten? Waar zit hij dan en waarom vliegt hij niet weg? Het kan niet anders dan dat hij op het dak in de schoorsteen is gekropen en in de pijp is gevallen. Ergens halverwege zal hij zijn blijven steken. Wat zielig! Wegvliegen lukt natuurlijk niet. Maar hoe krijgen we hem eruit? Als we het luikje van de kachel opendoen horen we het geluid duidelijker. ‘Laat je maar vallen’ roep ik nog. Hij snapt er natuurlijk niks van en laat zich helemaal niet vallen. Het zou wel de makkelijkste oplossing zijn.

Als we niets doen gaat hij dood van de honger, dat is ook zo wat. Of hij raakt zo vermoeid, dat hij vanzelf naar beneden valt. Maar hoe lang kan dat duren? Gaan wij lekker rustig slapen terwijl we weten dat er in onze kachelpijp een arm beest in doodsangst zit? Zulke beulen zijn wij natuurlijk niet. Hij heeft ook geluk dat onze gezellige houtkachel voor ons slechts bijverwarming is en we hem niet dagelijks branden. Mijn lief weet de oplossing maar daar kijken we niet naar uit; de pijp moet eraf. We tikken er eerst nog een paar keer zachtjes tegenaan, in de hoop dat hij daar zo van schrikt dat hij valt. Maar dat gebeurt natuurlijk niet.

Mijn lief sommeert mij de onderkant van de pijp vast te klemmen zodat zij de bovenkant los kan draaien. Geen beweging in te krijgen natuurlijk. Wel klinkt een hoop gefladder boven ons hoofd want de vogel heeft door dat er iets gebeurt. Iets los proberen te krijgen waarin je niet mag knijpen valt nog niet mee. Als we de pijp per ongeluk zouden indeuken, krijgen we hem nooit meer in model. Uit alle macht proberen we, in afzonderlijke richting van elkaar, te schuiven en te draaien. Er komt beweging in. Stukken as dwarrelen al naar beneden. Als na een tijdje de twee delen ineens van elkaar losschieten, worden we bedolven onder een dikke wolk van as en roet. Een pikzwart beest fladdert als een gek de kamer door en laat een spoor van ellende achter zich. Na zich drie keer gestoten te hebben tegen de ramen, vliegt hij de achterdeur uit.

Na het stofzuigen, dweilen en aflappen van de muren, moet de pijp weer in elkaar. Het lukt, maar niet zonder kleerscheuren. Door het schuiven en draaien is de verf aan alle kanten beschadigd. De spuitbus die we hadden om het bij te werken is natuurlijk net leeg. Mijn lief, die inmiddels niet veel geduld meer over heeft, is binnen no-time heen en weer naar de bouwmarkt om een nieuwe bus te scoren. Wel jammer dat we er geen krantje achter gehouden hebben tijdens het sprayen, want nu is de pijp weer prachtig alleen de muur erachter is ook donkergrijs. Je kunt op een muur met latex niet een paar dingen bijwerken, want dan heb je kleurverschil. De hele achterwand is opnieuw ingerold en dat allemaal door die ene spreeuw. We spreken het beiden niet uit, maar ik weet zeker dat we allebei dachten ‘de volgende keer bekijkt ie het maar’. We spraken elkaar moed in; in de vijftien jaar dat we hier wonen was het de eerste keer dat dit gebeurde. Het zou zo’n vaart niet lopen. Tot er een paar weken later weer een vaag geritsel klonk. Als door een wesp gestoken vlogen wij tegelijk richting kachel. Door het zwart geblakerde raampje keken twee glanzende kraaloogjes ons aan. Nee, niet weer! Gelukkig was de schade dit keer beperkt. Ik zette de openslaande deuren open, mijn lief stond klaar met schepnet om het dier uit de kachel op te vangen en naar buiten te kunnen doen. Deze poging ging gelukkig in één keer goed. Tijdens de jaarlijkse veegbeurt hebben we toch de schoorsteenveger maar gevraagd om een roostertje op het uiteinde van de pijp te monteren.