De temperatuur is plotseling gedaald en het KNMI voorspelt gladheid voor morgenochtend. Op de één of andere manier vind ik dat altijd wel gezellig. Het hele land een beetje ontregeld terwijl je zelf lekker warm binnen zit. Door de drukke werkweek val ik moeilijk in slaap. Als het dan eenmaal zover is ben ik mijlenver weg als mijn lief een paar uur later in bed stapt. ‘Je moet morgen thuiswerken hoor, het is echt spekglad op straat’. Alsof ik langzaam uit een dertig meter diepe zee naar boven kom dringt het bericht tot me door. Ik kan morgen niet thuiswerken (want we hebben een deadline waarbij we meerdere beeldschermen nodig hebben)! ‘Hoezo kun jij niet thuiswerken, dit is levensgevaarlijk?!’ Ik kan het niet uitleggen en mopper wat onaardigs terug. Als ik morgen niet met de auto naar kantoor kan, wordt het het openbare vervoer. Ik graai naar mijn bril en mobiel en probeer uit te zoeken hoe laat de bus en trein gaan. Mijn lief moppert terug dat ik dat toch niet midden in de nacht hoef te bekijken waarna ik nog lelijker antwoord en vervolgens niet meer kan slapen.
Door alle commotie ben ik de volgende ochtend direct op als mijn wekker gaat. Geen tijd om drie keer te snoozen vandaag. Bij het uitlaten van de honden begrijp ik waarom ik vannacht gewaarschuwd ben; de straat en stoep, alles is voorzien van een dikke ijslaag. Schuifelend glibber ik mijn vaste maar ingekorte rondje. Bij het ontbijt met koffie bekijk ik nu rustig de vertrektijden van de bus en trein. Verrast door de goede aansluiting vertrek ik, maar vijf minuten eerder dan anders, te voet richting bushalte. Na een paar minuten kan ik al instappen en ook de trein gaat volgens dienstregeling. Prima te doen zo!
De volgende dag is er geen verandering in de weersvoorspellingen. Alles vriest weer op en er zijn door het hele land veel ongelukken gebeurd. Het achtuurjournaal toont beelden van auto’s ondersteboven en in sloten. Oké, ik heb wel gemopperd tegen mijn lief, maar ze had wel gelijk. Je gaat het gevaar natuurlijk niet opzoeken als het niet hoeft. Een paar jaar geleden ben ik eens op de fiets naar kantoor gegaan terwijl ik niet wist dat het vroor. Op een verraderlijk bruggetje zeilde ik met een klap onderuit waarna ik maanden last had van mijn knieën. De kapotte schoenen, broek en geschaafde fiets nog daargelaten. Jeetje wat was ik toen geschrokken en overstuur. Sinds die tijd kijk ik wel linker uit.
Vanmorgen dus voor de tweede dag de bus in om twee haltes verderop al uit te stappen bij het treinstation. De laadpaal zegt dat ik te weinig saldo heb. Gelukkig lukt het me zelfs zonder bril om er een paar tientjes bij te laden. Het zonnetje piept net tevoorschijn als ik tevreden op de stationsklok zie dat de trein er over luttele minuten aan zal komen. Net als ik denk dat ik best vaker met het OV kan gaan, hoor ik een stem: ‘beste reizigers…’. Er schiet direct van alles door mijn hoofd: vertraging, kapotte bovenleiding en de hele dag geen treinen meer? ‘De trein van zeven uur zesenveertig richting Hoorn komt te vervallen’. Wat, hoezo?! De temperatuur is ver beneden nul en de volgende trein komt pas over een halfuur. Als die komt, dat weet je natuurlijk niet.
Direct weet ik weer waarom ik twee jaar geleden een autootje heb aangeschaft om daarmee naar mijn werk te kunnen. Ik werd gek van die treinen! Ze kwamen te laat, sloten niet aan op de bustijden of kwamen helemaal niet zoals nu. In die tijd ging ik nog met de fiets naar het station en die werd na een maand al gestolen. Ook daar knapte ik niet van op. Treinen die niet komen opdagen doen dat alleen in de winter trouwens, zodat mijn tenen nu ongeveer los in mijn schoenen liggen van ellende. De wachtruimte van het station is net zo koud als buiten. Maar het idee dat ik binnen sta helpt al. Met bewondering kijk ik naar de medereizigers die gewoon op die vrieskoude metalen banken zijn gaan zitten. Wat is het altijd vies in zo’n wachtruimte. De plek waar ik sta ligt vol met aluminiumfolie. Verkreukeld met allemaal brandplekken erop. Door het raam kan ik zien of de trein eraan komt. Ook op de rand eronder ligt het vol met gebruikt folie. Het duurt even voordat ik door heb dat dit afkomstig is van drugsgebruik. Ik maak een foto van het raam, het spoor en het folie onderaan. Ik zet ‘m op Facebook met een tekst waaruit je kunt opmaken dat ik hier voor joker sta, maar dat het in elk geval sfeervol is. Lekker sarcastisch.
Het is bijna kerst. Ondanks dat ik altijd roep dat ik er niets aan vind, flonkert onze boom je tegemoet en heb ik drie kerststukjes in elkaar geknutseld. Ook maar weer een stapel kerstkaarten verstuurd. Ineens bekijk ik het aluminiumfolie met andere ogen. Ik sta normaal maar een paar minuten op dit perron. Nu noodgedwongen een halfuur, gut, gut. Hoe staat dit in schril contrast met iemand die in deze ijskoude natte ruimte zijn drugs moet gebruiken? Hoe ziet het huis van deze persoon eruit? Heeft hij/zij wel een huis? Hoelang moest deze persoon op straat hangen en hoe voelt hij zich, vooral in deze tijd? Ik kom vanmiddag weer heerlijk thuis in ons warme gezellige huis om vervolgens weer de boodschappenkar vol te kunnen gooien. Ik ben gezond, kan werken, reizen en eigenlijk doen wat ik wil. Ik duik nog wat dieper in mijn warme sjaal en voel me zo enorm dankbaar en rijk. Na het weekend is dooi en regen voorspeld en stap ik weer in mijn heerlijke autootje. Fijne feestdagen!