Afgelopen vakantie ging ik van een glijbaan, het was geen succes. Nou ja, voor de omstanders denk ik wel maar voor mij niet. Toen ik het hele voorval in mijn hoofd nog eens de revue liet passeren, kwam ik tot de ontdekking dat ik een soort haat-verhouding heb met glijbanen. Haat-liefde kan ik het niet noemen, want liefdevolle momenten herinner ik me niet. Wel veel andere suffe situaties.
De eerste glijbaan waar ik bewust herinneringen aan heb was die in speeltuinvereniging De Uithoek, in het buurtje van mijn ouderlijk huis. Hij was hoog, het metaal was altijd heet en vies. Toch ging je er meestal wel vanaf. Je moet wat na de wipkip, de schommels en de zandbak. Achteraf had ik altijd spijt omdat ik vies was geworden of omdat er een vervelend kind onderaan ging staan waardoor je botste.
Toen mijn opa en oma zoveel jaar getrouwd waren, gingen we met de hele familie per bus naar het Dolfinarium. Het duurde eindeloos voordat we eindelijk het zoogdierenpark betraden, want de halve familie strandde bij de glijbanen direct na de ingang. In eerste instantie logisch, want er waren nog jonge nichtjes en neefjes bij. Omdat het best hoog was, gingen de volwassenen mee op de jute zakken. Tot grote hilariteit van de rest. Het eindigde erin dat volgens mij iedereen (behalve opa en oma) minimaal twee keer naar beneden geroetsjt was. Natuurlijk paste je niet helemaal op de zak, en raakte je tijdens de glij verschillende keren de kunststof baan waardoor je je lelijk bezeerde.
De glijbanen in zwembad het Tikibad in Duinrell vond ik doodeng. Toen ik tiener was waren daar vijf banen. Twee gewone slurven, twee slurven die in doorsnee een stuk kleiner waren en eentje die bijna horizontaal naar beneden ging. De twee gewone had je natuurlijk snel bekeken, maar toch duurde het even voordat ik in die krappe durfde. Had ik het maar nooit gedaan; ik kreeg er geen lucht in! Ik weet niet of het kwam omdat ze zo krap waren, omdat het zo hard ging of omdat het donker was. Ik nam me toen voor eens en voor altijd voor om iets NIET te doen als ik het vooraf eigenlijk al niet zie zitten. De loodrechte heette ‘De Pelikaan’. Die leek goed te doen. Geen dichte slurf maar gewoon een halve ronding die alleen maar loodrecht naar beneden ging. Als ik eraan terugdenk draait mijn maag alsnog om. Net als toen. Hetzelfde gevoel als wanneer je in de achtbaan een vrije val maakt.
In Artis meen ik me te herinneren dat de baan wat krap was, of zou mijn kont door de jaren heen een stuk breder zijn geworden? Het gevolg ervan is dat je niet glijdt maar halverwege stil zit. Dan probeer je je maar een beetje naar beneden te wurmen. Waarna er heel snel kindjes tegen je aan schuiven die wel smal genoeg zijn. Heel gênant.
In toenmalig Ponypark Slagharen hebben we ontzettend gelachen. In de bevestiging van de reservering van ons huisje stond dat er ‘geen pony’ bij was. Ons kind vroeg zich toen hardop af waarom iemand een pony zou willen? Vrienden van ons verbleven ook op het park (ook geen Pony) en we gingen met de kinderen mee naar het zwembad. Als puber is het natuurlijk niet stoer om met je ouders te zwemmen, dus scheidden onze wegen direct nadat we binnen waren. Na wat gepoedel in het bubbel- en golfslagbad (geloof ik) zagen we dat er glijbanen waren. Vriendin Ans en mijn lief waren enthousiast dus besloten we dat dichterbij te bekijken. In de twee ruime slurven (gelukkig, dit durf ik) kon je per luchtband naar beneden roetsjen. Je kon kiezen welke band je nam en met hoeveel personen je erin wilde. Braaf sloten we aan in de rij kinderen en wachtten tot er een driepersoons band beschikbaar was. Toen we als hijgende paarden de ellendig lange trap beklommen hadden zagen we dat de kleur van de verlichting in de slurf door ons ingesteld kon worden, wat geinig! Nadat we ons in de band hadden laten vallen kregen we een ferme zwiep van de puistige medewerker van Aqua Mexicana. Heerlijk zoefden we golvend en steeds harder naar beneden. Doordat we in een luchtband zaten was het ook een topervaring om een keer niet koppie-onder te gaan aan het eind. Dit was leuk! Medewerker twee ving ons op, niet om galant te zijn maar omdat er nog een horde kinderen stond te wachten op een band. Oké, we gingen eruit. Nou, we wilden er heel graag uit maar dit lukte niet. Ondanks hevig wurmen en spartelen kregen we het kreng niet van onze derrieres af. Met zes benen hopeloos in de lucht voelden we ons Walrussen op het droge. De aanblik van die beteuterde kindergezichtjes hielp niet mee. Ik weet niet meer of iemand aan de band heeft moeten sjorren of dat het onszelf gelukt is, maar het was weer om je kapot te schamen.
Nu terug naar de aanleiding van dit verhaal; de afgelopen vakantie. Met dezelfde vrienden als in Slagharen (toeval?) waren we dit keer in safaripark Beekse Bergen. We besloten eerst de wandeltocht te maken en daarna pas de autotocht langs de dieren. Halverwege stuitten we op een brug van touwladders. Dit durfde ik best, maar vroeg me heel even af of ik het ging doen. Toen vijf man (van ons zevenkoppige clubje) al in de touwen hing, vond ik dat ik me niet zo moest aanstellen. Ik nam ook de touwladder en was verrast over het mooie uitzicht door de hoogte waarop we ons bevonden. Aan het eind van de ladder was een keuzemoment. Links een trap naar beneden, recht voor ons een brede metalen glijbaan. Ik had eigenlijk al besloten de veilige trap te nemen, toen ik ook hier weer vond dat ik me niet moest aanstellen en de glijbaan moest kiezen. Per slot van rekening liepen we de hele dag al en glijden zou een heleboel stappen schelen. De zon scheen niet, de baan zou niet heet zijn. Hij was een meter breder dan mijn achterwerk, dus er was geen excuus om het niet te doen.
Ik liet me glijden. Nog geen meter had ik afgelegd toen ik een snijdende pijn onder mijn oksel voelde. Ik hing vast, hoe dan?! In films vind ik het altijd oerdom als ik het iemand hoor roepen, maar ik riep echt heel hard; ‘HELP’! Mijn lief (die pijnloos vóór mij gegleden was) zag me hangen en probeerde me tegen mijn knie naar boven te duwen. Dit lukte natuurlijk niet. Iemand moest dat ding onder mijn oksel losmaken, maar waar zat het aan vast? Ik riep nog maar een keer ‘help’! Een klein jongetje achter mij probeerde uit alle macht met zijn kleine handjes het hengsel van mijn handige leren minitasje los te krijgen. Wat maar moeizaam lukte want ik hing eraan. Met je hele (veel te zware) gewicht aan één oksel hangen is geen feest. Mijn held (ik denk dat hij zes was, maximaal acht) had het voor elkaar, ik was los en kwakte in het zand.
Achteraf zei ik hoe erg ik het vond dat ik het arme kind niet eens bedankt had. Volgens Ans had ik dit wel gedaan. Ik was zo geschrokken dat ik het niet eens meer wist. Het hengsel van mijn nieuwe tasje was nog heel, mijn oksel ook. Het was eigenlijk gewoon weer paniek om niks. Zoals wel vaker bij mij het geval is. Ik kijk naar de betekenis van een glijbaan in de Van Dale; ‘Gladde baan op ijs of sneeuw, hellende goot waarlangs kinderen een zandbak, een zwembad inglijden’. Misschien moet ik me eens als een volwassene gaan gedragen, scheelt een hoop gênante momenten…