Ik sta zolang voor me uit te staren, dat de aardige meneer aan de andere kant van het fietsenrek bezorgd vraagt; “hij staat er toch wel?!” Met dichtgeknepen keel kijk ik hem aan en krijg er zachtjes uit; “Nee, hij is weg”. Blijkbaar ziet hij de radeloosheid in mijn ogen en begint gelijk te stamelen dat zijn (ook best dure) fiets er nog steeds staat, zelfs na al die jaren nog. “Weet je zeker dat je hem hier hebt neergezet?” Ik sta met mijn fietssleutels in mijn hand bij het fietsenrek van het station en weet het zeker. Zelfs het peperdure Abus hangslot ligt niet op de grond. De fiets stond op slot, de ketting zat door mijn frame, voorwiel en het fietsenrek vast. Hij is weg.
Janken zou heel kinderachtig zijn nu, vooral als je al 48 bent en het niets verandert aan de situatie. Ik slik het in maar ben woest. Ik hoop dat de dief met zijn been tussen de oersterke spaken komt. Of erger; dat die lamlul een smakker maakt op mijn heerlijke, slechts vier jaar jonge ros. Dat ie een buil op zijn hoofd krijgt die nooit meer over gaat. Die hem elke dag in de spiegel helpt herinneren aan zijn toffe daad van vandaag. Dat het spreekwoord klopt, van dat gestolen goed niet gedijt. Ineens komen er bijzonder veel lelijke woorden en verwensingen in me naar boven. Ik bel mijn lief. Geen idee waarom eigenlijk, want ik ben lopend al bijna thuis. Evengoed word ik opgehaald.
Op internet lees ik dat je gelukkig niet naar het Politiebureau hoeft om aangifte te doen. Die agent ziet me aankomen. Met je DigiD is het zó gefikst. Mijn naïeve gedachten maken overuren. Stel je voor dat er een dezer dagen een inval wordt gedaan bij een dief waarbij een grote buit gestolen goederen wordt aangetroffen. Dat onze wijkagent dan mijn framenummer in het politiesysteem intoetst en ziet dat dat lekkere ding aan Tanja van Viegen toebehoort? Dat je gewoon een belletje krijgt dat ie opgespoord is en dat je ‘m mag komen halen. Sterker nog, ze brengen ‘m wel even, ze zijn toch in de buurt! Maar zo gaat het vast niet.
Thuis zoek ik de aankoop bon en verzekeringspapieren erbij. Vorig jaar verlopen. Op Marktplaats zoek ik of ik m’n fiets tegenkom. Tis maar goed dat dat niet zo is, want mijn agressie is nog lang niet afgezakt. Maar morgenochtend moet ik werken dus wéér naar het station. Een oud kreng zou nu wel uitkomst bieden. Eentje die nog net niet in elkaar dondert, die niemand wil jatten maar die me wel veilig van A naar B brengt. Met een terugtraprem het liefst, en verlichting en een slot. En een beetje groot want anders lijkt het een kinderfiets. En hij mag natuurlijk maar weinig kosten. Ja ja, ik weet het, ik ben veeleisend.
Iets op Marktplaats zoeken wat je eigenlijk niet wil hebben, is heel stom. Ik wil gewoon het liefst weer een knappe fiets. Maar dat kan niet, want ook die wordt vast weer meteen gejat. Dus zoek ik naar een ‘stationsfiets’. De drang om te huilen borrelt weer op. Ik kom veel van die verroeste bouwmarktmodellen tegen, zonder licht en zonder spatborden. Maar ik wil niet doodgereden worden in het donker. En liever ook geen modderstreep op mijn rug, is dat heel verwend? En ik wil niet half Nederland door hoeven om hem op te halen en ik vind vijftig euro maximaal prima voor zo’n barrel. Ik vind een spuuglelijke witte omafiets niet ver van Zaandam. Op de foto’s ziet ie er redelijk uit. Met slot en licht. Ik probeer nog wat van de prijs te lullen maar de meneer is onvermurwbaar. Mijn lief vind dat ik de onderhandelingen aan haar had moeten overlaten. Maar zij stond het onkruid te wieden. Ik was alleen maar druk met het nu nog iets regelen voor morgen. Natuurlijk is er geen contant geld in huis. Wanneer heb je dat nog? We gaan langs de pinautomaat en direct door naar de garagebox van de meneer.
Shag rokend staat ie ons al op te wachten. Een batterij aan ouwe krotten uitgestald voor de geopende garagebox. De witte staat vooraan. Zo te zien is het licht het enige dat hij heeft vervangen. Het werkt en ziet er goed uit. De rest is om te janken. Roest, lullig zadel, halfgaar standaardje en de banden hebben diepe scheuren. Ze zijn mee geschilderd in wit. Dat kon je niet zien op de foto’s. Er zit ook geen reflectie in de banden. Da’s wel verplicht geloof ik. En nee, er kan echt niets van de prijs af. Dus wensen we meneer succes met de verkoop en taaien af zonder fiets. De mazzel, zoek het uit met je troep. Op de terugweg merk ik dat ik om me heen blijf kijken, misschien zie ik mijn fiets wel ergens staan. We hebben nog geen oplossing. Mijn humeur is niet opgeknapt. Ik ben woest maar stil. Morgen brengt mijn lief me naar het station. En ik denk overmorgen en vrijdag ook. Eerst maar even de stoom uit mijn oren laten wegtrekken. Dan zoeken we wel weer een oplossing.