‘Dry januari’ heet het in de media en het doel is mensen over de streep trekken om één maand geen alcohol te drinken. En dat moet dan in januari, geen idee waarom. Miljoenen mensen over de hele wereld schijnen het te doen. Om me heen hoor ik hoe zwaar het is en hoe saai feestjes daardoor zijn. Je kunt je zelfs in november het jaar ervoor al registreren via een app. Gelukkig, want we hadden er nog niet zoveel. Mensen die eerder meegedaan hebben zijn enthousiast (‘Jaaa, het was een hele ervaring maar afzien hoor’.) De meesten zijn blij dat het voorbij is om er vervolgens op te proosten en daarna weer door te gaan als voorheen.
Voor iemand die niet naar drank taalt is dit alles natuurlijk totaal niet relevant. Voor mij is het alleen maar bijzonder om te merken hoe je afwijkt van de norm als je zelf niet drinkt. Mensen vragen altijd bezorgd of ik iets mankeer, medicijnen gebruik, de BOB ben en dat soort dingen. Meestal is de eerste reactie: ‘Wat ongezellig!’ Bedankt. De drinkers vinden zichzelf gezelliger dan ik. Maar net zoals ik het onzin vind dat iedereen overal iets van moet vinden, vind ik ook dat ik er zelf niet over moet zeuren. Als ik een maand geen zoet zou mogen eten zou dit voor mij lastig zijn. Doe allemaal vooral dus lekker wat je wil.
Alleen hebben wij een kind dat bijna volwassen is en een paar jaar geleden een keer dronken thuiskwam van een feestje. Ik viel bijna van mijn stoel zoals wel vaker wanneer hij iets doet wat ik pas over een paar jaar had ingeschat. Hij had het reuze gezellig gehad die avond en ik hoopte dat hij er doodziek van zou worden. Dat hij kotsmisselijk zou zijn/worden, zou spugen en zich diep ellendig zou voelen (ook de dag erna) zodat hij er nooit meer trek in zou hebben. Maar dit gebeurde natuurlijk niet. Meneertjekoekepeertje sliep prinsheerlijk en stond de volgende ochtend weer fluitend op. Onze gesprekken over hersenen in de groei, gezonde leefstijl en meer van dat soort dingen hoorde hij plichtsgetrouw aan maar vond hij natuurlijk grote onzin en gezeur.
Opvoeden vind ik af en toe best moeilijk. Kinderen mogen niet drinken onder de achttien. We kunnen het dus tot die tijd verbieden maar wat doe je dan wanneer hij ineens achttien is, mag het dan van de ene op de andere dag wel? Dan val je om omdat je het niet gewend bent. Als je het verbiedt gebeurt het stiekem en dat wil je ook niet. Wij houden van open communicatie en blijven dus graag in gesprek met elkaar. Meningen van andere ouders helpen mij ook niet altijd. Waar ik lamgeslagen van schrik de gebeurtenis deelde met een andere ouder van een kind dat erbij was, haalde die vader gewoon zijn schouders op met de opmerking: ‘We zijn allemaal jong geweest toch?!’. Uitgepraat was ik. Want inderdaad heb ik ook wel eens staan kotsen in het toilet van een restaurant waar mijn vriendje werkte en mij almaar glaasjes Grand Marnier inschonk. Ik was toen net zo oud als ons kind dus inderdaad veel te jong. Na het winnen van een prijsvraag stond ik een keer met een klasgenootje bij een filmpremiere in Tuschinsky. Retestoer bestelde zij twee biertjes voor ons in de pauze. Oh, wat vond ik het vies. Nog nooit duurde een pauze zo lang. Maar eerlijk zeggen dat je het niet lustte deed je natuurlijk niet. Verschil is wel dat je toen nog geen regelgeving had, niemand vroeg naar je identiteitsbewijs en niemand nog wist van het wetenschappelijke bewijs hoe slecht het voor een kind is. Nu weten we meer en zijn er gelukkig regels. Andere ouders die ik ken verbieden wel maar daarvan weet ik dat hun kinderen het achter hun rug om toch doen. Wat een gedoe. Van ons mag ons kind dus af en toe wat drinken. Niet omdat we daar blij van worden maar omdat het eind van dit jaar voor hem gewoon wettelijk is toegestaan. En ja, we blijven daarover praten en hij belooft elke keer niet het verkeer in te gaan, ons te bellen als er iets is of hij blijft er slapen.
Laatst vroeg ons kind of hij dat weekend naar een vriendin mocht omdat ze daar met vrienden wat wilden drinken. Af en toe vinden we dit goed maar dit keer was mijn antwoord; ‘Dat bespreek ik even met Floor en kom erop terug’. Dit was natuurlijk niet het antwoord waarop hij gehoopt had en meneer vroeg of ik dan geen mening had. ‘Ik heb zeker wel een mening, maar ik geloof niet dat je daarop zit te wachten’. Hij wilde toch horen wat ik ervan vond. ‘Je bent nog geen achttien en het mag niet. Het is slecht voor je ontwikkeling en ik wil alleen het beste voor jou. Dus als ik het voor het zeggen had, had je nog nooit een borrel geproefd’. Hij bedankte me vriendelijk voor mijn betoog en bedoelde daarmee dat hij genoeg gehoord had en maakte zichtbaar geïrriteerd aanstalten om naar boven te gaan. ‘Je vroeg zelf naar mijn mening toch, nu geef ik hem en dan loop je weg?!’. Nu kwam het aapje uit zijn mouw; hij had het al aan Floor gevraagd en zij had al ‘nee’ gezegd. Ik moest mijn lachen inhouden en ben ook maar niet over dry januari begonnen. En dan schiet er ineens een liedje door mijn hoofd dat al bestond toen ik nog niet eens geboren was: ‘Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, en je bewaren, heel goed bewaren……’