Het was vaste prik vroeger zondagmiddag; op visite bij opa en oma met de rest van de familie. In de gezellige kakafonie was er altijd wel een ogenblik waarin het stilviel. Mijn oma maakte dan steevast de opmerking; ‘stilte, daar komt de dominee voorbij’. Toen ik heel klein was vroeg ik eens wat dit betekende. Oma legde me uit dat in vroeger tijden de dominee aan de deur kon komen. En omdat dit nooit veel goeds voorspelde (meestal was er nieuws over ziekte of overlijden) viel het angstig stil zodra de man in zicht kwam. Gesprekken kwamen pas weer op gang zodra hij je deur voorbij was. Dan kon je opgelucht adem halen. Ik begreep het, net zoals de hele familie dat deed. Oma heeft deze opmerking haar hele leven gemaakt. Denk dat ik me toen onbewust ben gaan voornemen om nooit dit soort clichés en dooddoeners in de mond te nemen. Ik vond ze stom. Tot op de dag van vandaag is dit niet veranderd. Hoezo zou je iets zeggen dat niets bijdraagt? Dit hele verhaal draagt waarschijnlijk niets bij, maar daar hoef je tenminste niet naar te luisteren.
‘Ik zeg maar zó, ik zeg maar niks’. Nou hou je kanis dan. Of ‘nou, daar zitten we dan’. Hou toch op! Waar ik ook jeuk van krijg is wanneer iemand zegt ‘ik zei de gek’. Is dat grappig? Heb er nooit iemand om zien/horen lachen. Ben je een gekkie dan? Dat wil je vast niet horen. Of deze; ‘met slechte mensen gaat het altijd goed’. Goh, lollig joh. Wil je echt graag van me horen dat je niet slecht bent? Het lukt gewoon niet. Na het horen van zo’n opmerking doe ik altijd erg mijn best om neutraal te blijven kijken. Moet je naar het toilet? ‘Dat moet je zelf doen’. Zucht, ik probeer mijn moedeloosheid te verbergen. ‘Nog eentje dan, om het af te leren’. Van mij hoef je niets af te leren hoor, ga lekker door met wat je lekker vindt. Durf gewoon toe te geven dat je nog een borrel neemt omdat het zo gezellig is, of omdat je drankzucht nog niet gestild is. Ik schep ook negen van de tien keer mijn bord nog eens vol, maar niet om het af te leren.
De irritantste categorie vind ik die van de slachtofferrol. ‘Dat pakken ze niet meer van me af’ Wie is ‘ze’ en wie pakt er iets van je af? Kan me de laatste keer niet herinneren dat iemand iets van me afpakte. Oh, je hebt een topweekend gehad met je lief? Nou, zeg dat dan gewoon! Dat het heerlijk was en je deze herinnering koestert! De passieve, ook zo vreselijk. ‘Nou, ik laat het wel over me heenkomen’. Oké, je doet zelf dus niks. Of ‘we gaan het zien en beleven’. Wie ‘we’? Ook hierin dus geen actie van jouw kant.
Een enkele keer zijn clichés ontzettend leuk, als ik ze voor het eerst hoor. We zaten in het theater bij een voorstelling van Waardenberg en De Jong. Daarbij was Martin van Waardenberg altijd de patser met de grote muil en Wilfried de Jong de schlemielige underdog. Ik kan me een sketch herinneren waarin Wilfried opmerkte dat ie naar het toilet moest. Martin stond dan met zijn buik vooruit, handen in zijn zakken en wijdbeens te scanderen wat hij daar ging doen. ‘Bruin beertje kleien? Zak tuinaarde openscheuren of een bruine trui breien?’ Het hele scala kwam voorbij. Ik heb me kapot gelachen, net als de rest van het publiek. In die setting en op zo’n toon is het ineens top.
Sommige zijn zó flauw, dat ik erom blijf lachen. Zoals ‘als mijn tante een snor had was het mijn oom’. Als het hard regent, zeg ik zelf wel eens ‘het meeste valt ernaast’. Dat is dan vooral om optimistisch te blijven, want van regen word ik ook niet vrolijk. En omdat ik zelf niet vooraan gestaan heb met uitdelen, is het best cool om ‘een bos hout voor de deur’ te hebben. Onze bos hout ligt in de achtertuin. Daar hebben we bloedig op staan zagen en kloven, zodat het kan drogen in het houthok en daarna de kachel lekker kan branden.
Elke keer als ineens iemand uit onze familie onvindbaar is, hoor ik iemand (meestal mijn broer) mompelen; ‘zeker ff een bruine trui breien!’ en dan moet ik er toch weer om lachen. En als er daarna dan een stilte valt, hou ik mijn lippen stijf op elkaar. Want die ellendige dominee schiet altijd weer door mijn hoofd. Bedankt oma!