Door zijn imposante lengte trekt hij nou eenmaal altijd mijn aandacht; onze burgemeester. We scharrelden beiden en toch afzonderlijk onze boodschapjes bij elkaar op een ijskoude maar zonnige zaterdagmorgen. Ondanks dat ik nooit opkijk tegen mensen met een bepaalde status, ben ik dol op onze burgemeester. Het zal de Hollandse nuchterheid wel zijn; ‘hij is zo lekker gewoon gebleven’. Die man is dagelijks bij nacht en ontij actief in de weer en op pad voor ons inwoners. Op de foto’s in de krant staat hij steevast tussen vrolijke mensen. Ik denk vooral omdat ze dan eindelijk wat te posten hebben op sociale media. (‘Zag je me nog?!’) Ondertussen krijgt hij natuurlijk altijd de strontkar over zich heen. Gezellige openingen van de plaatselijke detailhandel en bezoekjes aan jubilarissen of honderdjarigen verricht hij altijd met zijn vrouw. Dat vind ik niet alleen mooi maar ook een beetje logisch, dan ziet ze hem tenminste nog eens. Menig ander met zo’n drukke baan zou Picnic of de Appie-thuisbrengservice bellen. Nee, onze burgemeester zie je in het weekend met boodschappentassen door de stad sjouwen. Ik hou daarvan.
Omdat het rustig in de winkel was, was er maar één kassa open. Verder kon je nog bij de zelfscanners afrekenen, maar dat is niet te doen met een kar vol. Ik vind het ook een beetje jammer dat de vriendelijke kassières steeds meer uit het winkelbeeld verdwijnen dus blijf ik die trouw bezoeken. Het duurt vast niet lang meer voordat je alles zelf moet doen. Maar zo kwam het dus dat ik achter de burgemeester in de rij kwam te staan. Het liefst had ik hem direct al aangeklampt en gevraagd of hij zich er hard voor kon maken om toch echt volgend jaar weer een Sinterklaasintocht te organiseren in onze stad. Ik wilde vertellen hoe erg het is dat het dit jaar geen doorgang vond en dat het alternatief zo minimaal was. Maar ga je iemand weer lastig vallen met zijn werk die eindelijk even alleen maar bezig wil zijn met zijn ingrediënten van het eten van vanavond? Nee natuurlijk niet, die man laat je met rust. Maar waarom schoot het nou niet op?
De blozende kassière met roze en paars geverfde vlechten had er een collega bij geroepen. Er was iets misgegaan met de kassa en nu wist ze het even niet meer. Hulp werd geboden en de burgemeester betaalde contant. Ik keek naar de vlechten en zag in één oogopslag dat ze net begonnen was in dit beroep. Ik weet nog van mezelf hoe moeilijk ik het vond om geld te wisselen. Dit duurt gewoon een tijdje voordat je dit snapt en vlot kunt. Na nog wat tips sloot ze uiteindelijk opgelucht haar kassa lade en vroeg of er een bonnetje gewenst was. Ik zag de burgemeester aarzelen hoorde hem zacht vragen of hij zijn wisselgeld nog kreeg. Ook hier moest de ingeroepen hulp bijspringen anders had hij een paar euro te weinig gekregen. Toen ik eindelijk aan de beurt was, had haar hoofd ongeveer dezelfde kleur als haar haar.
‘Het geeft niet hoor, het komt vanzelf goed’ zei ik. Om haar op te peppen vertelde ik dat ik ook ooit mijn carrière bij deze winkelketen was begonnen en dat ik het superlastig vond in het begin. Maar ook dat ze best geluk had, wij moesten nog alle bedragen handmatig intypen en de wekelijkse prijzen uit ons hoofd weten. Oh ja, en ook de producten nog in de kar naast je zetten. Na dertig pakken melk, achtenvijftig flessen cola en twaalf mud aardappelen was er toen nog steeds niemand die dacht dat dit Arbo technisch niet verantwoord was. ‘Dit is mijn tweede dag’ vertelde ze. Ik complimenteerde haar omdat het zo goed ging en ze was blij dat ik gewoon ging pinnen.
‘Had je die meneer herkend die net voor me was?’, dat kon ik nou weer niet laten. Ze had geen idee. ‘Dat was onze burgemeester’. De gezichtskleur verschoot er weer van, arm kind. ‘Echt waar? Dat ga ik aan mijn ouders vertellen, dat geloven ze nooit!’ Mede daarom moet je dus nooit met de zelfscanner aan de gang. Anders hadden zowel de vlecht als ik dit allemaal moeten missen.