Alledaags

Buiken en kwabben

Een paar weken geleden zeurde ik over mijn spit. Als het er namelijk in zit, duurt het lang voordat het eruit is. Wat hielp, was dat het vlak voor het weekend begon. In het weekend hoef je niet naar kantoor en is er geen tijdsdruk. Aan het begin van de nieuwe werkweek was het ergste dus voorbij.  Maar toen ik na een paar uur zitten op mijn bureaustoel weer opstond, voelde ik hoe stram ik nog was. Dubbelgevouwen schuifelde ik richting koffiemachine. Als je veel drinkt moet je vaker plassen en ga je automatisch meer bewegen, tot zover mijn zelfbedachte theorie. Maar omdat die afstand klein is, had ik bedacht om ook tussen de middag een wandeling te maken. Dat het buiten zinderend heet was motiveerde niet, maar ik schopte mezelf onder mijn kont en ging toch. Beweging in dat brakke lijf!

Onderweg naar het gezellige stadje passeer ik altijd een ouderencentrum. Vandaag was het druk op de stoep waar ik liep. Een soort optocht zorgde ervoor dat ik moest wachten. Aan het begin van de stoet marcheerde een vrolijke begeleidster achter een rolstoel. Er zat een mevrouw in die net zo krom was als ik. Alleen droeg zij er nog steunkousen bij en van die hete schapenwollen sloffen met van dat brede klittenband. Daarachter sjokten twee andere dames. De middelste had één broekspijp helemaal omhoog. Blijkbaar was die bij het opsjorren van het pantykousje ertussen gekomen. Ik was denk ik de enige die er erg in had. De mevrouw direct vóór mij schuifelde angstvallig langzaam. Alsof ze elk moment om kon vallen, ik hield mijn hart vast en bleef voor de zekerheid dichtbij. Vlak voor de ingang van het centrum was een schuin talud, aha, dit gaf de opstopping.  Nadat de rolstoel erover gehesen was, snelde de begeleidster richting de achterste mevrouw. ‘Wacht maar mevrouw De Bruin, ik help u’ riep ze en dat was in mijn ogen ook net op tijd. ‘Ik ben kapot’ zuchtte mevrouw De Bruin en liet zich meevoeren naar binnen. Ik voelde dat ik ook al kapot was doordat ik niet door kon lopen, dus zette zo goed en zo kwaad als het ging de pas erin.

In het stadje was de zomer zichtbaar losgebarsten. Enorme blote buiken en andere loshangende kwabben werden goed tentoongesteld. Wonderbaarlijk om te zien hoe het ineens geoorloofd is om alles uit te trekken als de temperatuur stijgt. Heren met ontblote bovenlijven waarvan ik hoop dat er geen partners bij horen. Ze hoeven in elk geval niet bang te zijn om er een partner mee te verwerven; kan me niet voorstellen dat hier iemand warmer van wordt dan het al is. Lichtgevende witte blote lichaamsdelen, eelthielen en kalknagels passeren de revue. Mijn tante sprak eens de legendarische woorden; ‘Van mij mag het weer gaan regenen, dan is iedereen tenminste weer aangekleed!’ Ik moet daar op dit soort dagen vaak lachend aan denken. Natuurlijk moet iedereen lekker doen waar hij/zij zich goed bij voelt. Maar als je geen zin hebt om je schilferige witte stokken een likje crème te geven, zijn luchtige wijde lange mouwen, broekspijpen of lange rok ook best fijn met dit weer. Een paar zwartharige damesbenen zorgen er zowat voor dat ik struikel over een stoepje. Gelukkig is mijn pauze haast voorbij en moet ik terug.

Als ik dezelfde route neem kom ik weer langs het ouderencentrum. Ik zie dat de dames van zojuist hebben plaatsgenomen op het bijhorende terras onder de zonweringen. Het zit er vol dames op leeftijd. Allemaal in vrolijk luchtige jurken en rokken. Sommigen van hen hebben een hoedje op van stro, anderen zitten met de voeten in een teiltje. Ze hebben gelijk. Er zijn ijsjes uitgedeeld en er wordt zichtbaar genoten. In het voorbij gaan knik ik het gezelschap glimlachend toe. Ik gun ze alleen maar dit soort heerlijke dagen na hun lange leven. Toch ben ik blij dat ik nog niet zover ben. Ineens word ik er zelfs vrolijk van dat ik weer naar binnen mag om te werken, zelfs dat ik ons huis nog kan soppen wetend dat die rugpijn straks weer over is. Het voelt nu al een stuk beter dan vóór de lunchpauze. Denk dat ik de vriezer vanmiddag vol gooi met lekkere ijsjes.