‘Doe voorzichtig!’ roep ik naar ons kind als hij een graai uit de bonbonschaal heeft genomen. Hij weet het wel, maar toch hoor ik regelmatig de glazen deksel akelig hard neerkomen op de schaal. De bonbonschaal is van glas, is versierd met ronde gebolde vormen en een bolletjesrand. Hij moet oud zijn maar niemand weet precies hoe oud dan. Ik meen me te herinneren dat mijn moeder vroeger schoteltjes had van hetzelfde soort. Ook daarvan werd altijd geroepen dat je moest oppassen omdat ze al zo oud waren. Vast van een oma geweest, geen idee welke. Toch eens aan haar vragen. Zij heeft ze al lang niet meer in gebruik, ik hoop stiekem dat ze nog ergens op haar zolder liggen en op een dag weer tevoorschijn komen. Stel je voor dat wij dan ineens een set kunnen vormen.
Mijn bonusschoonvader was ziek en zou niet meer beter worden. We verzorgden hem zo goed en zo kwaad als dat ging. Een man alleen (en ook nog van de oude stempel) dat was geen succes in de keuken. Daarom togen wij elke dag uit ons werk richting zijn huis om daar een potje klaar te maken. Nog meer afvallen moest op alle mogelijke manieren voorkomen worden. In het begin kon hij nog zelf de boodschappen doen en nam altijd lekkers mee. Een zak oliebollen van de kraam of een blauwschimmelkaasje voor mij. Na afloop van het eten kwamen de pakken vla op tafel en tijdens de afwas pruttelde het Douwe Egberts koffieapparaat al. Gek hoe het in zo’n verdrietige periode ook ontzettend gezellig kan zijn.
Met een almaar magerder wordend gezicht tilde hij steevast triomfantelijk de deksel van zijn bonbonschaal op om te showen wat voor lekkers hij in de aanbieding had. Trek of geen trek, wij aten mee met alles wat werd voorgeschoteld in de hoop dat hij hetzelfde deed. Soms zeiden we in de auto al tegen elkaar ‘wat zou er in de bonbonschaal zitten?’ Zeebanket, kerstkransjes, paaseitjes, borstplaat, alles heeft de revue wel een keer gepasseerd. De schaal voelde, mede door de dan blije blik van mijn bonusschoonvader, als een klein dagelijks lichtpuntje. Tot hij overleed en wij de deur op slot moesten doen van het huisje waar we de laatste negen maanden haast onafgebroken waren geweest. Tot op het bot verdrietig konden we ineens weer terug naar ons eigen huis. Wat neem je mee als je een huisje afsluit om er voorlopig even niet meer te zijn? De waardevolle spulletjes zoals verzekeringspapieren, sieraden, de hond én de bonbonschaal.
Om nou te zeggen dat ie echt in ons interieur past, dat niet. Maar sindsdien heeft de bonbonschaal een prominente plaats in onze woonkamer. Hij is altijd (voor de zekerheid) met de hand afgewassen om hem maar liever niet in de vaatwasser te hoeven doen. Stel je voor dat ie ineens wit of mat zou uitslaan. Er kan lekker veel in, dat is ook een voordeel. De schaal heeft inmiddels al drie verhuizingen overleefd.
Het is weer december en ik merk dat ik daar elk jaar weemoedig van word. Het hele land is druk met cadeautjes en recepten. Op straat, de wegen en in de winkels is het hectisch en agenda’s lopen met een noodgang vol. De meeste afspraken moeten ‘over het jaar getild worden’. Hebben we op tijd de kerstkaarten gekocht en zijn die ellendige zegels nog voorradig? Als we nu geen kerstboom kopen dan is het de moeite niet meer. Doet de verlichting het nog en hebben we nog ballen nodig? Er vallen er elk jaar wel weer een paar kapot. Gaan we elkaar mailen met een lieve wens? Wel zo snel en voordelig, maar een handgeschreven kaart voelt zo persoonlijk en warm….. Door al die rituelen hebben we het er maar druk mee. We doen het ook zelf.
Ik was en droog voor de zoveelste keer de bonbonschaal af en hij flonkert je weer tegemoet. Zeebanket heb ik al in huis, ik zal er nog lekkere luxe bonbons bij halen. Hoe zo’n ogenschijnlijk stomme schaal er elke keer weer voor kan zorgen dat ik het triomfantelijk lachende gezicht van mijn bonusschoonvader me weer zie aankijken. En dat beeld is vooral tijdens deze dagen zo fijn. Alleen daarom staat het ding dit jaar al twintig jaar in onze woonkamer, in ons huis waar ooit het zijne stond.