Mijn collega Betsy kende ik van gezicht. Ik zag dat ze reuma had. Mijn opa had reuma, dus dat herken je direct. Ze had net als opa vergroeiingen en aangemeten schoenen. Ik wist dat ze altijd pijn moest hebben maar dat merkte je nooit aan haar humeur. Een goedlachse hartelijke vrouw. Toen we plotseling in dezelfde schoolklas bleken te zitten voor een opleiding, waren we beiden verrast elkaar te zien. De lesstof was verplichte kost, maar wat waren we supergemotiveerd. We beten ons erin vast. Naast ons enthousiasme voor de aangeboden lesstof, deelden we nog iets. We hadden allebei een zoon. Die van Betsy was al groot, de mijne nog maar klein. Betsy was 20 jaar ouder dan ik. Een onbelangrijk detail. Het duurde niet lang of we zaten elke week naast elkaar. Het lesgebouw was in het centrum van Amsterdam. Aan de Herengracht met een prachtig begroeide binnenplaats waar we menig keer tijdens de pauze, in de zon hebben gezeten. We deelden onze ervaringen, uittreksels en perikelen rondom onze zonen. Dat ons leeftijdsverschil daarin totaal wegviel vond ik bijzonder. Onze levens waren zo verschillend, maar we vonden altijd de raakvlakken. Aan het eind van elke lesdag wandelden we samen terug naar het Centraal Station. ‘Ik kan niet zo hard lopen hoor’ zei Betsy elke keer. Dat maakte mij geen klap uit. Hoe langer het duurde, hoe gezelliger het was. Ik vertelde haar een keer hoeveel bewondering ik voor haar had. Omdat ze, ondanks haar medische problemen, altijd maar doorging en zo opgewekt in het leven stond. Het werd resoluut weggewuifd. Ze wist niet beter. Je moest genieten, want alles was zo mooi. Je moet altijd doorgaan, zolang je kunt want later kan het misschien niet meer. Die pijn die had ze, ze wist niet meer hoe het voelde zonder. Onze jongens, ja die moet je loslaten. Maar dan lachten we hard. Want dat vonden we allebei zo moeilijk. Ons kind leerde toen fietsen, wat ik doodeng vond. Betsy vertelde dat ze haar zoon stiekem achterna gefietst was, toen hij voor het eerst ‘alleen’ naar school fietste. De zoon van Betsy maakte in onze schooltijd een wereldreis met zijn vriendin. Ze vond het machtig maar biechtte op dat ze blij was als hij weer thuis zou zijn. Ik vond Betsy ook blits. Want ze was modern voor haar leeftijd. Ze had een mobiel, mailde en Skypete met haar zoon die zo ver weg was. Tijdens de feestelijke diploma uitreiking op een warme zomerdag, merkte onze leraar op dat het ons zo gemakkelijk afging. Hij had geen idee hoe we allebei geploeterd hadden. En ja, het klopte dat we daarvoor als beloning mooie cijfers hadden.
Tot de dag dat Betsy op ons werk van een trap afviel. Van boven naar beneden. Terwijl ze ook de lift had kunnen pakken, die ernaast was. De val was pijnlijk maar zoals altijd klaagde ze daar niet over. Toen ze toch maar even voor controle naar het ziekenhuis gebracht werd, moest ze blijven. Er bleek veel meer aan de hand. Betsy zou helemaal niet meer beter worden. Er is nog van alles aan gedaan. Alle kansen zijn aangegrepen. Er was hoop, terugslag, ongeloof en groot verdriet. In het ziekenhuis heb ik haar opgezocht. Haar ontvangst zal ik nooit vergeten: “Van iedereen die ik verwacht had, jou niet! Nou dat vind ik zo leuk!”. Ze liet me haar pruik zien die ze net gekregen had. Ze moest er een beetje om lachen, het was zo’n gek ding. Ik was haar met dichtgeknepen strot aan het bewonderen. Zij was het die het gesprek met de aanwezigen op gang hield. Zij sprak de troostende en opbeurende woorden. Zij gaf de gezelligheid. Ik was voor haar waarschijnlijk gewoon een leuke collega, waarvan ze er zoveel had. Voor mij was zij een vrouw waar ik tegenop keek. Zoals ik zou willen zijn. Vrolijk, enthousiast, belangstellend, nooit zeurend en altijd behulpzaam en zorgzaam. Zij was altijd zo, ondanks alles. Ik doe mijn best zo te zijn. Maar het lukt me vaak domweg niet omdat ik geïrriteerd ben. Meestal om niks. Of chagrijnig. Of omdat ik een zeurderig buikpijntje heb. Zelfs als ik heel hard probeer om een beetje te zijn zoals zij, lukt het me niet. Maar positief gestreden heeft ze tot het eind. Zoals ze dat altijd deed. Ze is 60 jaar geworden.
Onderweg naar de uitvaart vroeg mijn lief waarom het op Driehuis Westerveld in Velsen was. Ik had geen idee. Het was vast vol in Zaanstad. Totdat we daar aankwamen en we over de begraafplaats liepen. Wat een koe was ik ook! Het was er prachtig mooi! Al die bomen, hoogteverschillen, bloemen en lichtinvallen. Dit had Betsy natuurlijk zelf uitgekozen. Als de gelegenheid niet zo ellendig was, was het er sprookjesachtig. De sprekers waren ontelbaar. De een met een nog persoonlijker verhaal dan de ander. Nooit geweten dat Betsy de muziek van De Dijk zo mooi vond! Zelfs na haar overlijden vond ik weer een overeenkomst. Hij kwam meedogenloos binnen. Ik kende het nummer ‘als het golft’ niet. Maar hij was compleet op haar lijf geschreven.
Op de dansvloer van het leven, met een Tango voor de boeg
Kan het zomaar heftig stormen, ook als niemand daarom vroeg
Als het golft dan golft het goed
Ik koester de vrolijke foto van de diploma uitreiking waar we beiden opstaan. Ondanks alle stormen danste Betsy door het leven. Geen enkele golf kan mijn herinnering aan haar ooit wegvagen.