We werden supervriendelijk geholpen, toen ik jaren geleden in een fietsenwinkel een nieuwe fiets uitzocht. Ondanks dat de mevrouw er niet uitzag alsof ze er ooit op gereden had, was ze kundig en meedenkend. Mensen die hun vak verstaan, ik hou er zo van. Dan interesseert het me niets dat ze een gat in haar te grote gebreide trui heeft. Waar mijn oog wel een beetje naar bleef trekken, was dat het ding ook helemaal vol met hondenharen zat. Niet bepaald representatief. Het veel te dikke beest was in de zaak aanwezig. Ook hij leidde me een beetje af omdat hij zich nauwelijks kon voortbewegen. Hou het er maar op dat het ouderdom was. Dat hond en baas op elkaar lijken was ook hier van toepassing. Ook hij was een lieverd. Vier jaar later werd de fiets gestolen en ben ik sindsdien niet meer in de zaak geweest.
Dingen die me afleiden maken me altijd een beetje in de war. Je komt ergens voor en ineens is er iets dat mijn gedachten volledig doen afdwalen. Vragen die onbeantwoord blijven. Zoals waarom je een te grote kapotte behaarde trui aandoet naar je werk? Op die momenten roep ik mezelf tot orde zodat we weer verder kunnen met het doel waarvoor ik er was.
Zo ging het laatst ook bij de praktijkondersteuner van onze huisarts. Alleen van de naam was ik al in de war, want hoever rijkt haar kennis? Welke gegevens kan zij inzien? Wat zijn haar bevoegdheden? Direct dit vragenvuur op haar loslaten leek me nogal wijsneuzig. Ik besloot het gesprek blanco in te gaan en ging ervan uit vanzelf te merken hoe de vork in de steel zat. Mijn mindset was direct in de war toen ik haar zag. Ze loenste, wat het moeilijk maakte om haar aan te kijken. Welk oog keek naar mij? Ik probeerde er niet op te letten, maar wat had ze nou op haar hoofd? Een harig elastiek dat haar haar bijeenhield? Het was, aan de kleur te zien, niet haar eigen haar. Door het spatscherm dat tussen ons in stond, verstonden we elkaar niet. De felle zon van buiten weerkaatste erop. Met een verwijsbriefje in mijn hand was ik blij dat ik even later weer buiten stond.
Met mijn ouders en lief gingen we een keer naar een theatervoorstelling van Jules Deelder. Tussen de Rotterdamse humor door (‘Amsterdammers zijn aardige mensen, ze hebben een goed hart. Het moest alleen gekookt op hun rug hangen. En zo laag dat de honden erbij kunnen!’) speelde hij jazzmuziek met zijn band. Wij hadden goede plaatsen vooraan en zaten recht voor de muzikanten. Op een bepaald moment fluistert mijn lief in mijn oor; “moet je dat kruis zien van die gitarist op die kruk!” Potver, daar leek inderdaad wel een watermeloen in te hangen. En bedankt, de rest van de avond bleef mijn oog ernaar trekken.
Ook zag ik eens een dame op leeftijd met een enorm decolleté achter een loket. Aan die bedeling doe je niet zoveel, maar je kunt er op zijn minst een lapje stof overheen doen. Ik zou me bijzonder onprettig voelen wanneer ik zo bloot zonder mouwtjes en met spaghettibandjes mensen uit verschillende culturen te woord moet staan. Maar wat gaat het mij aan, leven en laten leven. Ik raak er alleen altijd een beetje door afgeleid. Zeker wanneer iemand voorzichtig probeert te vertellen dat die mevrouw die geholpen heeft van die grote eeeeeh…..
Laatst was ik met mijn moeder naar een optreden in een theater in de buurt. Fris gewassen met verwisselde outfit en gepoetste tanden kwamen we aan op locatie. Net als in het openbaar vervoer zou het daar lekker zijn als je iets meer ruimte had tot je buurman naast je. Helaas kon je ook hier je benen niet kwijt en moest je het armleggertje delen. Gelukkig was hij heel gezellig en we wisselden zelfs wat vriendelijkheden uit. Maar jeetje, wat een dranklucht. Dit was niet van twee biertjes. Zoekend keek ik om me heen waar die kooklucht van iemand anders vandaan kwam. Mijn vader zei in een theater ooit eens; ‘hier heeft iedereen zojuist een schone onderbroek aangedaan’. Nou, vanavond twijfelde ik eraan.
De knoop is eindelijk doorgehakt; ik ging een nieuwe fiets kopen. Online al vele modellen gespot en inspiratie opgedaan. Niet dat dit nodig zou zijn, want het liefst koop ik zo’n zelfde als ik had. En omdat de fietsenwinkel van toen nog steeds bestaat, besloot ik er weer naartoe te gaan. Nog niet eens binnen was ik al in de war. De enorme etalage waar altijd de fietsen stonden uitgestald was leeg. De behaarde trui was er niet, maar een kleinere dame met hetzelfde postuur vertelde dat het magazijn nu beneden was. Godzijdank.
Niet alleen mensen maken me in de war, ook dingen die plotsklaps anders blijken. Toen ik hoorde dat ‘mijn merk’ er niet meer werd verkocht wilde ik eigenlijk direct vertrekken. Wat staat er in de andere fietsenwinkels? Ik wilde geen elektrische en ook geen blits hoekig frame. Waar waren de degelijke robuuste rossen gebleven? Hier moest ik over nadenken. Deze omschakeling was voor nu te groot. Toen greep mijn lief in. ‘Wil je nou echt weer zo’n ouderwets ding? Kijk eens om je heen, dit zijn prachtige fietsen! Die omafiets is nu toch wel een beetje klaar? Wat denk je ergens anders aan te treffen? Ga er eens op zitten, bekijk ze eens goed’. Langzaamaan begon ik een beetje bij te draaien.
De winkelmevrouw moest om ons lachen en vroeg hoe lang we al samen waren. Blijkbaar was ons gedrag herkenbaar. Als dochter van een fietsenmaker begreep ze mijn gevoel. Een fiets is heel persoonlijk en zeker als je weet wat je zoekt kan dit knap lastig zijn. Ik besef dat mijn vastgeroeste ideeën hoognodig losgewroet en gesmeerd moeten worden.
Een halfuurtje later had ik een prachtig nieuw model uitgekozen. Hollands fabricaat, van een klein familiebedrijfje. Na een flinke schop onder mijn reet kan ik zomaar van mismoedig pruilen toch intens gelukkig worden van iets onverwacht nieuws. Ik ben blij dat ook deze winkel de crisis heeft overleefd. Vakmensen moet je koesteren. Bij het afhandelen van de administratie verscheen zelfs de trui nog even ten tonele, ze werkte er nog. Naar de hond durfde ik niet te vragen.