Alledaags

Aanhanger

Mijn lief heeft ooit, samen met mijn vader, een karretje omgebouwd tot aanhanger. Dat was handig voor als je eens wat op wilde halen of moest wegbrengen. Dat zijn ook precies de enige twee dingen die er fijn aan zijn. Verder is het hebben van een aanhangertje, in elk geval voor mij, een grote bron van irritatie. Er wordt bij ons namelijk altijd rotzooi ingegooid dat afgedankt is. Te groot voor de afvalcontainer, kapot huisraad of uit elkaar gevallen hekken, dat soort dingen. Met het gevolg dat als je de aanhanger een keer wil gebruiken, je dan eerst naar de gemeentereiniging moet omdat hij vol staat.

Bijzonder irritant is het ook als iemand er lucht van krijgt dat jij een aanhanger hebt. Dan loop je het risico dat iemand hem even wil lenen. Dan moet je dus eerst naar de stort, omdat ze hem vol niet mee willen hebben. Echt flauw. Nee, men heeft soms wel een extra nummerbord mee, maar kunnen wij dat dan even bevestigen? Soms niet, of wij dan een kartonnetje hebben en een stift? Oh, dat ene bandje is ook slap, moet daar wat lucht bij? Dan staat mijn lief een uur te klooien en zitten de leners bij mij gezellig aan de koffie. Moet er een net overheen? Hebben wij die misschien, want dat wisten de leners niet. Meestal weet men ook niet precies hoe lang het klusje duurt, dus het is altijd maar weer afwachten wanneer hij terugkomt. Meestal net als je ‘m zelf even wil pakken kom je erachter dat de lener hem nog niet geretourneerd heeft. Bloedirritant als je moet vragen om je eigen spullen. En als ie dan terug komt, komt het wel eens voor dat de verlichting kapot gereden is. Iedereen rijdt namelijk met aanhangers, maar haast niemand kan het. Tuurlijk wordt beloofd dat de schade wordt vergoed of verholpen! Kan me alleen niet herinneren dat dit ooit tot actie heeft geleid. Ja van onszelf. Wij stonden weer voor de zoveelste keer bij de bouwmarkt op zoek naar verlichting of lampjes. Na het lezen van mijn geklaag hoop ik dat er nooit meer iemand om ons aanhangertje komt vragen.

Toen we laatst wat bouwmateriaal wilden ophalen, moest natuurlijk eerst de aanhanger weer geleegd worden. Ja tuurlijk ga ik mee, want ik weet echt wel dat mijn lief vaak alleen staat te klooien. Nee natuurlijk heb ik geen zin om mee te gaan, maar dat is niet persoonlijk. Ik heb ook nooit zin om te stofzuigen of om het sanitair uit te soppen. Zelfde genre een beetje. Zwijgend vertrokken we richting afvalbordes. Het was nog vroeg die maandagmorgen dus ik hoopte dat heel Zaanstad nog op één oor lag.

We waren de gemeentelijke hekken nog niet binnen of ik zag dat heel veel stadsgenoten hetzelfde plan hadden als wij. Ik deed mijn best om opgewekt over te komen. Toegegeven; het wachten viel mee. Toen we halverwege de rij het gebouwtje voor het klein chemisch afval passeerden, kon ik gauw wat restjes verf en latex dumpen. Niet dat dat veel opschoot, we hadden nog ongeveer zes kub dat eruit moest.

Bovenaan op het bordes stond een vriendelijke medewerker ons te woord en wees ons naar de containers waar de inhoud van onze aanhanger in moest. Na het opnoemen van de steenbak, de grofvuilbak, het hout, de hardplasticbak en het bouwafval was ik de draad al kwijt. Mijn lief komt hier gelukkig vaker en manoeuvreerde de auto soepel en strategisch naast de steenbak. Waar de medewerkers vroeger nog wel eens een handje toestaken als ze twee dames zagen met veel zooi, is dat thans niet meer denkbaar. Als je mazzel hebt wordt er nog wat gewezen, maar meestal zie je ze na het opnoemen niet meer terug. Om ons heen werd overal getoeterd en wild gewezen. Sommige mensen vinden dat zij voor een bak mogen staan en zijn niet van plan meer dan drie stappen te lopen. Jaloers keek ik naar het afval van andere bezoekers. Dames met bloempotjes waar een blusje vanaf was. Meneren met twee plankjes. Een lief kofferbakje met een stukje plastic onderin, zodat de bekleding niet besmeurd zou worden door wat prut.

Ons aanbod eindigt nooit op ‘tje’ maar is altijd zwaar, vies en veel. Toen ik 18 verslepen pallisaderanden had getrotseerd, zag ik dat er onder onze twaalf tafelpoten nog ongeveer 50 stenen lagen. Het uitgezaagde interieur van ons nieuwe/oude bootje was mee, een stapel hout die ik nog nooit gezien had, elektra draden, zes vieze oude stootwillen met touw en de boottent. De tweedehands gootsteen die toch te groot gekocht was (bij de oud ijzer boer), een hardhouten raamkozijn met raam en vier rollen plakfolie van twee meter lang en een halve meter dik. Een vriend zou dit ooit op zijn auto zou plakken maar het bleek toch moeilijker dan het leek. En verder nog veel meer andere ellende. Om de moed erin te houden bedenk ik me dat het soms best therapeutisch kan werken, het wegsmijten van rotzooi. Ik hijs het kozijn hoog boven mijn hoofd en laat het kletteren in de bouwafvalbak. Ik mik ook wel eens in de verkeerde bak, en dan begrijp ik daarna pas waarom die man in dat gele hesje zo hard ‘twaalf’ naar me stond te roepen.

Een keer hadden we zoveel halflege blikken verf en chemische troep, dat een meneer van het bordes een discussie met ons aanging. Wisten wij wel dat we moesten betalen als we een bedrijf waren? Zelfs na uitleg over bootjes, een huis dat geschilderd was en dat wij gewoon een tijdlang niets weggebracht hadden maar netjes opgespaard, bleef de meneer niet te vermurwen. Dit kon geen afval van een particulier zijn. Woest waren we. Waar sommigen chemisch afval stiekem dumpen, komen wij het braaf brengen en dan krijgen we dit? Ik kan me niet herinneren dat we die keer iets betaald hebben. Dat ging zelfs mij te ver. Om de sfeer nog verder te verhogen zei mijn lief toen we wegreden met de lege aanhanger; ‘we gaan nog even langs de bouwmarkt hoor, nu kunnen we mooi dat nieuwe hout meenemen’.