De lucht is strakblauw. De voorjaarsbloesem knalt uit frisgroene takjes en steeltjes. Ik word wakker van kwetterende vogeltjes en een stralende zon. Iedereen heeft er zin in. Ik heb nergens zin in. Zou het liefst mijn hoofd onder het dekbed duwen en niet uit bed komen. Opgerold in een hoek blijven liggen. Maar dat kan niet, want slapen lukt niet en er moet veel gebeuren. Mijn vader is overleden.
Op deze website wil ik zo graag leuke verhaaltjes schrijven. Verhalen van alledag. ‘Je hoeft alleen maar te kiezen’ staat ergens op mijn site. Dat is het ‘m juist. Mijn hoofd zit vol verhalen over mijn vader. Bomvol. Hij klapt bijna uit elkaar. Ik wil kiezen. Moet kiezen van mezelf. Dan krijg ik weer wat ruimte. Maar het is teveel. Ik zou er nu een heel boek uit kunnen rammen, op mijn toetsenbord. Maar de tijd is te kort. En er valt helemaal niets te lachen.
Maar we hebben ontzettend veel gelachen. Mijn vader had een eigen humor die niet veel mensen deelden. Ik denk terug aan de conferences van Toon Hermans. Nu zijn ze grijs gekeken, maar vroeger vonden we het geweldig. Lachen om Toon omdat hij iets kleins zei, een gek mondje trok of één wenkbrauw fronste. Heerlijk was het. Het verhaal van Sint Nieklaas met Pieterbaasknecht…. Fenomenaal.
Charlie Chaplin was een held voor mijn vader. Zelfs zonder woorden kon deze man je met een oogopslag laten smelten of gieren. Dan ben je een artiest, als je het met niets kunt doen. Wij zijn dol op mensen met niets. De film Modern Times, waarin Charlie werd opgeslokt door mechanische tandwielen, was mijn vaders favoriet.
Laurel and Hardy (‘de dikke en de dunne’); vaste prik voor een bulderende lach van mijn vader. Ik herinner me een scene uit een film, waarin de dikke in een ziekenhuisbed lag. Zijn gipsen been hangend aan een katrol met een groot gewicht eraan. Continue ging er iets mis waardoor het been naar beneden flikkerde. De dunne die liefkozend een mandje eieren bracht, kreeg als dank de legendarische woorden toegesnauwd; ‘I don’t like hard boiled eggs!’ Voor velen waarschijnlijk niks aan, maar bij ons thuis gingen de lachsalvo’s door de kamer. Als ik mijn ouders een eitje serveer, is er altijd wel iemand die zachtjes zegt; ‘I don‘t like hard boiled eggs!’
Mijn vader vond het ook geweldig om zelf wat bommetjes uit te zetten. Zo was hij gek op muizen. Leuke diertjes vond hij het. Geregeld legde hij ergens een blokje kaas neer. Maar zijn baas had muizengif gestrooid om van de plaag op kantoor af te komen. Mijn vader zag de korrels (die op havermout leken) en vond het zielig voor de beestjes. Hij vond het wel gezellig. En vooral heel grappig omdat iedereen er bang van was. Hij haalde al het gif weg en schilderde zijn zelf gekochte havermout in de kleur van het gif, om het vervolgens weer overal te strooien. Het mocht natuurlijk niet opvallen. De rest van zijn geschilderde havermout ging in het door hem geleegde pak muizengif. Zijn baas strooide bloedig verder. De plaag groeide uit tot een megaplaag. Mijn vader speelde de vermoorde onschuld en lachte uiteindelijk de tranen over zijn wangen.
In de tijd dat hij op kantoor werkte, bestonden er nog geen verstelbare bureaus. Mijn vader had kartonnen rondjes uitgeknipt en plakte elke dag, onder elke bureaupoot van zijn collega, zo’n schijfje. Volkomen onopgemerkt werd het bureau steeds hoger. Totdat de collega begon te merken dat er ‘iets niet klopte’ maar wat? Mijn vader kon net zolang doorplakken en de vermoorde onschuld spelen tot hij zijn lachen niet kon houden en zijn flauwigheidje uit de doeken deed.
In het baaltje shag van zijn collega, knipte mijn vader stiekem een paar elastiekjes in onzichtbare stukjes. Ja, er mocht in die tijd nog vrolijk op los gerookt worden op het werk. Elke keer als de collega een shaggie opstak, gaf dit een afschuwelijke geur. Missie van mijn vader geslaagd.
De keer met de makreel ging wel wat ver. Op hetzelfde kantoor werden nog vaste telefoons gebruikt, die met zo’n draaischijf. Mijn leeftijdsgenoten weten het nog wel. Voor de jongeren; je praatte door een ‘hoorn’ waarbij je het luister- en spreekdeel kon losschroeven. In een onbewaakt ogenblik schroefde mijn vader vliegensvlug het spreekdeel van de telefoon van een collega los en deed er een stukje makreel in. De rest van het beest verdween in een plastic tas (want dan kon dat lekker broeien) achterin de la van het slachtoffer. Vliegensvlug schroefde hij de hoorn weer in elkaar en niemand had iets in de gaten. Het was een warme zomer. De lucht in de ruimte werd steeds afgrijselijker. Iedereen die binnenkwam viel het op en zocht mee naar de oorzaak. Mijn vader zocht natuurlijk mee. Hij zat tegenover de collega; eerste rang als zijn telefoon ging. Het inmiddels rottende stukje makreel in de hoorn hing dan onder de mond van de collega die in de hoorn sprak. Het was niet te harden. Toen de collega uiteindelijk achterin zijn la de makreel in de tas vond, werd deze dwars door het kantoor gesmeten. Ik weet niet hoe het komt, maar met al zijn collega’s had mijn vader het goed. Zijn chef uit die periode, is tot het eind een dierbare vriend van mijn vader geweest. ‘Het was gewoon een goeie kerel’ zei mijn vader dan. Heel bijzonder dat dit gevoel, ondanks dit alles, wederzijds was.
Ik kan me een theatervoorstelling van Waardenberg en De Jong herinneren, waarbij mijn vader zo hard lachte, dat het publiek vooral naar hem keek in plaats van naar het podium. Wij waren totaal afgeleid en konden alleen maar om mijn vader lachen. Hij stikte er zowat in. Zo geniaal grappig vond hij de voorstelling. En dat was het ook.
In januari vorig jaar had een collega twee kaartjes over voor Freek de Jonge. Mijn ouders zijn daar dol op, bedacht ik me gelijk. Ik belde of ze wilden en konden. Mijn vader was gelijk enthousiast. Alleen mijn moeder voelde zich niet zo lekker, en wilde liever thuisblijven. Ik stelde voor om dan samen te gaan. Het stortte van de regen die avond. Ik pikte mijn vader thuis op en samen togen we richting Zaantheater. We bleken geweldige plaatsen te hebben haast vooraan. We hadden er zin in. Mijn vader wilde geen selfie van ons samen. Dan niet. Ik hoopte ondertussen dat Freek niet te veel zou uitweiden over politiek, want dan snap ik de grappen vaak niet. Ik volg dat soort zaken wat minder scherp dan mijn vader. Maar toen het doek open ging stond daar een kwetsbare Freek. Zijn schoonvader Eli Asser was een paar dagen ervoor overleden en de uitvaart had die dag plaatsgevonden. Freek sprak er liefdevol over in een geïmproviseerde opening. De voorstelling was prachtig. Aangrijpend, integer, indringend. Maar ook zo geweldig knap en humoristisch. Mijn vader en ik hebben die avond weer keihard gelachen.
Mijn vader is overleden. Had ik die selfie maar, van die avond bij Freek. Maar ach, het hoeft ook eigenlijk niet. Mijn vader zit in mijn hart. Diepgeworteld. Ook zonder foto zal ik die heerlijke avond nooit vergeten. Ik verlang naar het moment dat mijn wangen weer nat zijn, maar dan van het lachen.
Leo van Viegen
1942 – 2020