Het stapeltje kleding op mijn kast groeide en ik had een digitaal lijstje paraat. Bij mijn moeder stond het koffertje al een paar dagen open. Telkens ging er iets in dat niet vergeten mocht worden. We hadden ernaar uitgekeken; vijf dagen Parijs in de meivakantie. Ons kind, mijn lief en ik stonden die ochtend al om zeven uur bij de bushalte in onze wijk richting Amsterdam. Moeders stapte negen haltes verderop in en onze trip was begonnen. Voor de control freaks was de eerste missie geslaagd; we hadden ons niet verslapen, zaten op tijd in de goede bus en waren compleet.
De borden in het Centraal station wezen ons keurig naar het juiste perron waarna de moed me in de schoenen zonk. Onder de woorden ‘Thalys internationaal’ stond aangegeven: ‘Paspoortcontrole’. Mijn identiteitskaart lag nog thuis en de trein zou over twintig minuten vertrekken. ‘Ja natuurlijk heb ik een portemonnee bij me, maar ik heb een kleinere gepakt en nooit gedacht aan mijn identiteitskaart!’ snauwde ik ons kind toe. Ik zag mijn lief met haar ogen rollen waarna mijn moeder verontwaardigd opmerkte ‘Een paspoort? Die heb ik ook niet bij me. Wel een rijbewijs.’ Alsof je daar wat aan hebt, een rijbewijs is geen reisdocument. Bloedirritant soms hoeveel wij op elkaar lijken. Dat stomme identiteitsbewijs hadden we allebei niet op onze lijstjes staan dus niet ingepakt.
Er zat weinig anders op dan in te stappen. Pas bij Brussel durfde ik een beetje te vertrouwen op de goede afloop. Tot die tijd kromp mijn maag ineen bij elke naderende Thalys-medewerker. Ons kind merkte op dat hij zijn zonnebril was vergeten. Ondertussen grappend dat zijn oma en ik nergens in zouden kunnen de komende dagen, bij gebrek aan het identiteitsbewijs. Stront jaloers kan ik zijn op zijn nonchalance.
De stedengids van Parijs had ik uitgezocht omdat er een uitvouwbare plattegrond in zat van het metronetwerk. We moesten tenslotte nog even uitvogelen waar we allemaal naartoe wilden en hoe we bij ons appartement kwamen. Met slechts één overstap tussen twee metro’s zou het moeten lukken. Een medereiziger zag ons puzzelen en zei; ‘Gebruik Google maps joh, dat werkt super!’ Jeetje wat voelde ik me een ouwe muts, natuurlijk!
In Nederland had ik al gepoogd om kaartjes te kopen voor het Parijse openbare vervoer, maar liep vast in een buitenlandse brij van onvertaalbare teksten. ‘Paris Visite’ kaartjes hadden we nodig, voor drie zones en vijf dagen. Omdat ik teveel twijfelde bij het online bestellen, besloot ik de aankoop op locatie te doen. Aangekomen op Gare du Nord kwamen we dus niet door de poortjes van de metro. Er moesten eerst toegangsbewijzen worden aangeschaft. Maar waar? We wrongen ons door een menigte mensen die hier blijkbaar allemaal eerder geweest waren. Wij ook, maar dit was ondertussen ruim twintig jaar geleden. Ik hoopte op behulpzame dames achter loketten maar al wat we troffen waren Franstalige kaartjesautomaten en militairen met volautomatische geweren op hun buik.
We sloten aan in een rij van ongeveer twintig man. Op de gok, want de borden toonden alleen Franse teksten. Lang leve ‘Google translate’; mijn Franse rapportcijfer kwam nooit hoger dan een drie. Bijzonder hoe je toch nog veel woorden weet. Er stond dat de papieren kaartjes vervangen waren door plastic dat op te waarderen was. Toch kwamen de Nederlanders voor ons teruglopen met papieren kaartjes, ‘ze hadden maar wat gegokt’ was het antwoord toen wij ernaar vroegen. Gatver, wij wilden onbezorgd de hele week in- en uitstappen en hadden geen zin in gokken. We stapten uit de rij en vroegen een jonge Parijzenaar om hulp.
Er bleken toch bemenste loketten te zijn en hij wees ons de weg. Terug naar boven weer waar ik me behendig onder een afzetlint door wurmde om vervolgens door een struise dame weggestuurd te worden. Iets met pauze, geheel onduidelijk tot hoe laat. Na verder zoeken en vragen sloten we aan in de volgende ellenlange rij met radeloze reizigers. Op de plastic kaart bleek een pasfoto te moeten, die hadden we niet. De dame achter het ene bemenste loket maakte geen haast. Een mevrouw vóór ons had thuis haar kaart opgewaardeerd, maar wist niet hoe ze deze moest activeren. Mijn lief had er genoeg van en probeerde toch de automaat. Hierop bleek je gewoon Nederlands te kunnen selecteren en in luttele minuten hadden we vier kaartjes voor de hele week. Google maps liet ons zien welke metro’s we moesten hebben en we gingen maar één keer verkeerd. Zelfs het laatste stukje wandelen was eenvoudig door het gebruik van dezelfde app.
Ons appartement lag aan de Rue Sint Charles; een gezellig bruisende en prachtige authentieke Franse straat met hoge bomen, balkons en de Eiffeltoren aan het eind. Volle terrassen, bakkerijtjes en delicatessenwinkels lonkten ons tegemoet. Het makelaarskantoor had ongeveer een half A-4tje gemaild met instructies hoe we binnen moesten komen. Eerst een cijfercode bij de voordeur en binnen een andere code voor het sleutelkastje. Daarin zat een sleutel met een tag waarmee je de volgende deur kon openen. Na nog een buitendeur stonden we op een binnenplaats met aan het eind weer twee deuren met twee verschillende cijfercodes. Pas daarna kwamen we door een gang bij onze voordeur die met een gewone sleutel te openen was. We hoefden niet bang te zijn om gestolen te worden.
Het was warm in Parijs, de jassen gingen uit en de koffers werden geleegd. Waar thuis nimmer iemand te porren is om naar de winkel te gaan, wilde iedereen hier mee. Onbekend is bij ons zeer bemind. Bij de plaatselijke buurtsuper kochten we basisbenodigdheden voor de komende dagen.
Geen tijd te verliezen en in de benen om de Eiffeltoren van dichtbij te bekijken. Omdat we hem aan het eind van de straat zagen staan, leek dat dichtbij. Toen we na drie kwartier eindelijk aankwamen zagen we dat de bus uit onze straat daar gewoon stopte. Onze puber had al een paar keer duidelijk laten merken dat het etenstijd was en inmiddels verlangden wij ook wel naar een rustmoment. Een ober wees ons een piepklein tafeltje waar we dankbaar neerploften. Op de kaart stonden snelle happen, precies waar we zin in hadden. We waren net volledig geïnstalleerd (jassen uit, tassen af) toen we lazen dat een colaatje een tientje kostte en een uitsmijter (één ei) vijfentwintig euro. Logisch natuurlijk als je aan de voet van een toeristische trekpleister gaat zitten. De ober werd bedankt en gegroet waarna we doorliepen naar de toren.
Uitgeput maar een berg indrukken en foto’s rijker renden we tegen zevenen de bus in, terug naar ons appartement. Ons kind had nog een zonnebril weten te scoren, wat bij nadere inspectie een kindermodel bleek te zijn. De pootjes waren net iets tekort. Netjes afrekenen was niet meer gelukt daar wij stonden te schreeuwen dat hij in de bus moest stappen.
In de stedengids hadden we het al wel gelezen, maar in onze straat bleken de restaurantjes echt pas rond half acht open te gaan. Ons Hollandse ritme zat nog niet in dat van Parijs, dus zochten we net zolang tot ergens een lokale pizzeria aangaf dat we er terecht konden. Binnen no-time zaten we zalig aan wijn en biertjes achter een dampend bord. Volledig rozig, moe en voldaan zat onze eerste dag erop.